Verslag van de hoofddirecteur
Economische situatie
Het economisch herstel in ons land heeft zich in 1986
voortgezet, zij het dat er vooral in de tweede helft van het jaar
sprake was van een zekere vertraging in de groei. Uiteindelijk
nam het bruto nationaal produkt op jaarbasis nog met ongeveer
2 toe, evenveel als in 1985. Bij een nog iets verder gedaalde
inflatie namen de investeringen toe, steeg de industriële
produktie, daalde de werkloosheid en kreeg de consument
weer meer vertrouwen in de toekomst blijkens de stijging van de
consumptieve uitgaven. Ontwikkelingen die positief kunnen
worden beoordeeld.
Vooral in het laatste kwartaal van 1986 begon echter duidelijk
te worden, dat de op export gerichte bedrijven ernstige hinder
begonnen te ondervinden van de in het internationale
betalingsverkeer duurder geworden gulden. Door het grote
aantal revaluaties van de laatste jaren van onze munt en
devaluaties van andere valuta's is de gulden, evenals de Duitse
mark, ongeveer 20 duurder geworden ten opzichte van de
munteenheden van een aantal belangrijke handelspartners. De
waarde van onze goederenexport liep hierdoor in 1986 terug en
wel met 12 van 226 tot 197 miljard. Het overschot op de
lopende rekening van de betalingsbalans daalde in één jaar tijd
van 17 tot 12 miljard, terwijl voor 1987 rekening wordt
gehouden met een halvering tot 6 miljard. Voor een land als
Nederland, dat voor zijn welvaart zozeer afhankelijk is van de
handel met het buitenland, is het zorgwekkend dat onze
concurrentiepositie op buitenlandse markten zo snel kon
verslechteren. De daling van het overschot op de lopende
rekening van onze betalingsbalans Is overigens niet alleen
veroorzaakt door een afneming van de export, maar is ook toe
te schrijven aan een toeneming van de import door het
aantrekken van de bestedingen in ons land. Het is voor de
industrie, die voor de binnenlandse markt werkt, een goede
zaak, dat de particuliere consumptie in 1986, voor het eerst
sinds jaren, weer toeneemt. In een opgaande economie zijn het
echter vooral duurzame consumptiegoederen waarnaar de
vraag het eerst toeneemt en die goederen moeten wij nu juist
grotendeels importeren. Daar staat tegenover dat de
goedkopere import van investeringsgoederen en grondstoffen
uiteraard wel de Nederlandse industrie ten goede komt.
Aangezien ongeveer 85 van onze export naar Westeuropese
landen gaat is het goed zich af te vragen of wij door
voortdurende revaluaties van onze munt en devaluaties van
andere valuta’s binnen het Europese Monetaire Systeem (EMS)
onze concurrentiepositie op buitenlandse markten stapje voor
stapje kunnen blijven verzwakken. Het EMS is in het leven
geroepen met als doelstelling de koersfluctuaties tussen de
valuta’s van de acht partners binnen nauwe van te voren
afgesproken grenzen te houden. Grote schommelingen in de
wisselkoersen zijn funest voor die bedrijven die aan het
internationale goederen- en dienstenverkeer deelnemen. Dat
het EMS geen garantie vormt voor stabiele wisselkoersen
blijkt uit het feit, dat er in januari 1987 voor de tiende maal sinds
haar oprichting in maart 1979 moest worden besloten tot
aanpassing van de wisselkoersen van de acht deelnemende
landen. Sterk uiteenlopende economische ontwikkelingen
in de partnerlanden vormen het argument om tot
wisselkoersaanpassingen over te gaan. Bij de oprichting van
het EMS is indertijd afgesproken, dat alleen na verkregen
goedkeuring van de partnerlanden tot re- of devaluatie mag
worden overgegaan wanneer kan worden aangetoond, dat er
sprake is van een „fundamentele onevenwichtigheid” in de
economie van het betreffende land. Er is thans noch in West-
Duitsland noch in ons land sprake van een fundamentele
onevenwichtigheid in de economie. In feite lagen aan de
recente revaluaties twee andere problemen ten grondslag, te
weten de sociale onrust in Frankrijk en de koersdaling van de
dollar. Het is de vraag of een revaluatie van de sterke valuta's
het meest geëigende middel is om deze beide problemen te
bestrijden. Zowel Frankrijk als de Verenigde Staten hebben
thans, doordat andere landen hun munt hebben gerevalueerd
een concurrentievoordeel binnengehaald. Het verschil tussen
een politiek van protectionisme en het schuiven met
wisselkoersen is nu wel erg gering geworden. Men had naar
onze mening de vlucht van de dollar in de Duitse mark niet
direct met een revaluatie moeten bestrijden, maar in een eerder
stadium kunnen proberen door een renteverlaging in West-
Duitsland het beleggen in Duitse marken minder aantrekkelijk
te maken. In de strijd tegen ongewenste kapitaalstromen zou
men niet in de eerste plaats het gevoelige instrument van de
wisselkoersaanpassing maar het rentewapen dienen te
hanteren. Dat wapen is in het verleden ook in ons land bijna
steeds met succes toegepast. Internationale
kapitaalbewegingen zijn nu eenmaal erg gevoelig voor
renteverschillen. Een tijdige renteverlaging, die bovendien de
economische groei bevordert, verdient de voorkeur boven een
revaluatie ingegeven door politieke motieven.
Naar verwachting zal de economische groei in ons land in 1987,
als gevolg van de door de harde gulden veroorzaakte dalende
export, beperkt blijven tot ongeveer 1 Vt Wil de
werkgelegenheid in ons land substantieel verbeteren, dan is
een groeipercentage van tenminste 3 nodig. Ook de
investeringen in ons land bewegen zich op een te laag niveau.
De oorzaak daarvan ligt niet in de eerste plaats bij de industrie,
waar de investeringen het afgelopen jaar verheugend zijn
toegenomen, maar bij de tegenvallende investeringen in de
bouw en bij de overheid. Eén van de gevolgen van het in ons
7