financiering van de zo noodzakelijke investeringen mogelijk te maken. De ruimte voor verbetering van arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van arbeidstijdverkorting, is zeer beperkt. Nu de werkloosheid nog slechts weinig daalt worden wel suggesties gedaan om het produktieproces arbeidsintensiever te maken. De factor kapitaal zou dan duurder en de factor arbeid goedkoper gemaakt moeten worden. Daarbij denkt men dan wel aan het afschaffen van de premies op investeringen ten gunste van een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting. Dit lijkt ons een gevaarlijke weg, omdat er geen enkele zekerheid bestaat omtrent het werkgelegenheidseffect van deze maatregelen. Het bewandelen van deze weg zou bovendien een breuk betekenen met het tot dusverre in ons land gevoerde industriebeleid, waarbij met name de noodzaak tot innovatie en investeringen in hoogwaardige technieken, conform ook het advies van de commissie Wagner, is aangemoedigd. Het lijkt ons zinvoller, nu het economisch herstel doorzet, de aandacht meer te richten op een vergroting van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt. De arbeidsverhoudingen en de beloningsstructuren zijn in ons land de afgelopen decennia aanzienlijk verstard. De netto beloningsverschillen tussen werkenden en niet-werkenden, alsmede tussen de werkenden onderling zijn te gering. Bijzondere initiatieven of prestaties kunnen, zonder de fundamenten van de bestaande loonstructuur aan te tasten, moeilijk extra worden beloond. Grotere beloningsverschillen bevorderen ook de arbeidsmobiliteit. Aan het vraagstuk van de omscholing zal meer aandacht moeten worden besteed. Anders lopen we het gevaar, dat er straks onvoldoende bekwame arbeidskrachten beschikbaar zijn wanneer het economisch herstel doorzet en de vraag naar arbeid toeneemt. Friese economie Ook voor het Friese bedrijfsleven was 1984 een jaar van voortgaand herstel. De omzetten vertoonden een stijging en er werd meer geïnvesteerd. Opvallend is dat, blijkens gegevens van het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland, de investeringen in deze provincie waarvoor premie werd aangevraagd in 1984 vooral buiten de zuivelsector plaatsvonden. In voorgaande jaren kwam het grootste deel van deze investeringen voor rekening van de zuivelindustrie, namelijk 201 miljoen in 1980 en 315 miljoen in 1981Nu het concentratieproces binnen deze bedrijfstak grotendeels is voltooid en de melkproduktie, als gevolg van het EG- landbouwbeleid, terugloopt, zijn de investeringen in deze bedrijfstak sterk gedaald. Van het in 1984 door de Friese industrie geïnvesteerde bedrag waarvoor premie werd aangevraagd ad 265 miljoen komt slechts 2,3 miljoen voor rekening van de zuivelindustrie. In 1983 werd er in totaal voor een bedrag van 163 miljoen door Friese bedrijven geïnvesteerd. Ook het aantal ondernemingen dat een premie-aanvraag indiende nam in het verslagjaar toe en wel van 54 naar 96. De premieverzoeken hadden betrekking op investeringen waarmede 660 extra arbeidsplaatsen waren gemoeid. In ons vorige verslag schreven wij, dat er van de herziening van de EG-landbouwpolitiek waarschijnlijk een negatieve invloed zal uitgaan op de inkomenspositie, het investeringsniveau en de werkgelegenheid in de landbouw. De inkomenspositie van vele veehouders is in 1984 nog niet ernstig aangetast door de zogenaamde superheffing, omdat de financiële gevolgen van de in dat jaar eventueel te veel geproduceerde melk pas in 1985 merkbaar worden. Wel hebben vele boeren, vooruitlopende op de te verwachten ontwikkeling, vee verkocht en minder veevoer gekocht. De omzetten in de veevoederindustrie zijn daardoor gedaald, terwijl ook de investeringen en de werkgelegenheid in deze sector zijn afgenomen. Ook de zuivelindustrie in Friesland ondervindt uiteraard de gevolgen van de met 3,2 gedaalde melkproduktie in dit gewest. Uit de hiervoor genoemde cijfers blijkt reeds hoezeer de investeringen in de zuivelsector zijn teruggelopen. Ook aan een daling van de werkgelegenheid valt in deze bedrijfstak niet te ontkomen. Het financiële weerstandsvermogen van de coöperatieve agrarische industrie in deze provincie is echter zodanig groot, dat een aanpassing van de produktiecapaciteit aan de gedaalde omzetten zonder al te grote problemen moet kunnen verlopen. Het is een gelukkige omstandigheid, dat de gedaalde kredietvraag voor transactie- en investeringsdoeleinden uit de agrarische sector wordt gecompenseerd door een toenemende vraag naar financieringsmiddelen vanuit andere sectoren van de Friese economie. Uit het toegenomen aantal investeringsplannen en premieverzoeken blijkt een positieve ontwikkeling binnen het Friese bedrijfsleven. Ook de positieve invloed van regionale investeringsfaciliteiten, zoals de Investerings Premie Regeling (IPR), wordt er nog eens door bevestigd. Dat de Bijzondere Regionale Toeslag (BRT) op verzoek van de Europese Commissie is afgeschaft moet daarom worden betreurd. De hierna volgende beschouwing over de ontwikkeling van de bank en haar dochterondernemingen is gebaseerd op de gecombineerde jaarrekening. Groei der bank Onze instelling kan, gelet op de voortgaande groei van de 6

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1984 | | pagina 10