Toelichting
Algemeen
Deze toelichting heeft zowel betrekking op de
gecombineerde ais op de enkelvoudige jaarrekening van de
Coöp. Ver. Friesland Bank b.a.
De balans per 31 december 1982 en de winst- en
verliesrekening over 1982 van de Coöp. Ver.
Friesland Bank b.a. en de Stichting Spaarbank zijn
opgenomen op de blz. 26 t/m 29.
De activa en passiva zijn gewaardeerd tegen de nominale
waarde, tenzij in de toelichting bij de desbetreffende
balanspost anders is vermeld.
Bedragen in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de
laatst bekende koersen in 1982. De lopende rente op
vorderingen en schulden is, voorzover bij de toelichting op
de desbetreffende posten niet anders is medegedeeld,
opgenomen onder „Debiteuren” respectievelijk
„Crediteuren”.
Grondslagen voor de combinatie
In de gecombineerde jaarrekening zijn de cijfers van de
volgende instellingen begrepen:
Coöp. Ver. Friesland Bank b.a. geconsolideerd met haar
directe en indirecte meerderheidsdeelnemingen
Stichting Spaarbank der Coöp. Ver. Friesland Bank b.a.
geconsolideerd met haar meerderheidsdeelneming
de met de Friesland Bank gelieerde spaarbanken, te
weten:
Coöp. Spaarbank „De Bildtse Bank” u.a. te
Sint Annaparochie
Coöp. Spaarbank „Berlikum” b.a. te Berlikum
Stichting Nutsspaarbank te Arum
Nutsspaarbank Damwoude en Omstreken te Damwoude
Stichting Spaarbank Mid-Fryslän te Grouw.
Van de vennootschappen waarvan de Friesland Bank en de
Stichting Spaarbank direct of indirect meer dan 50 van de
aandelen bezitten zijn behoudens een bij het balanshoofd
„Deelnemingen” vermelde uitzondering de activa, passiva
en baten en lasten voor 100 in de geconsolideerde
jaarrekening opgenomen. Het relatief geringe
minderheidsbelang van derden is in de balans onder
„Crediteuren” opgenomen, terwijl het aan derden
toekomende resultaat in de winst- en verliesrekening onder
„Andere lasten” is verantwoord.
Wijzigingen in grondslagen en presentatie
Door De Nederlandsche Bank N.V. zijn met ingang van het
boekjaar 1982 bindende voorschriften gegeven met
betrekking tot de inrichting van de jaarrekening van banken.
Deze voorschriften, welke zowel de waardering als de
rubricering van posten betreffen, wijken belangrijk af van de
in voorgaande jaren gevolgde gedragslijn.
Terwille van een juiste vergelijking zijn ook de cijfers over
1981 aangepast, echter met dien verstande dat wijzigingen
in grondslagen welke tot andere resultaten zouden hebben
geleid, niet zijn toegepast. De invloed van deze wijzigingen
op het resultaat is, voorzover van materieel belang,
hieronder vermeld.
De voornaamste wijzigingen met betrekking tot de
waardering en rubricering van posten zijn de volgende:
De gebouwen, welke tot dusver tegen aanschaffingsprijs
verminderd met een jaarlijks afschrijvingspercentage van
deze aanschaffingsprijs werden gewaardeerd, worden
thans in de balans opgenomen voor de laagste van
vervangingswaarde en opbrengstwaarde bij willige
verkoop.
De vervangingswaarde wordt bepaald door op de
aanschaffingskosten de door het C.B.S. gepubliceerde
index bouwkosten toe te passen. De opbrengstwaarde
wordt bepaald door middel van taxatie; jaarlijks wordt ca.
1/5 deel van de gebouwen getaxeerd en wel zodanig dat
taxaties niet ouder zijn dan vijf jaar. Voor zover taxatie
nog niet heeft plaatsgevonden wordt voor de
balanswaardering uitgegaan van de vervangingswaarde
verminderd met 10
Nadat de aldus bepaalde waarde van de gebouwen is
verminderd met de waarde van de grond, wordt op het
dan resterende bedrag jaarlijks 3 van de boekwaarde
afgeschreven.
Afhankelijk van de ligging van de gebouwen is aan de
grond een waarde toegekend van 1.000, 500 of 100
per m2.
Het bedrag van de herwaardering is, onder aftrek van een
voorziening voor latente vennootschapsbelasting ter
grootte van 48 van het verschil tussen de commerciële
en fiscale boekwaarde der onroerende goederen, ten
gunste gebracht van een „Reserve waardering
gebouwen" welke in de balans in de post „Reserves” is
begrepen.
Ten behoeve van een goede vergelijkbaarheid zijn de
nieuwe waarderingsgrondslagen ook toegepast op de
gebouwen per 31 december 1981. De afschrijvingen over
1981 zijn echter niet aangepast; deze afschrijvingslast ligt,
afgezien van het gedeelte van de afschrijvingen dat ten
laste van de „Bouwreserve” werd gebracht, op hetzelfde
niveau als in 1982.
12