Verslag van de hoofddirecteur Economisch beleid De economische situatie waarin ons land in het verslagjaar verkeerde is geleidelijk, mede onder invloed van een stagnerende wereldeconomie, verder verslechterd. Helaas moet worden geconstateerd, dat de belangrijkste problemen waarmede wij in ons land worstelen, te weten een omvangrijke werkloosheid, een veel te groot financieringstekort van de overheid en een slechte rendementspositie van onze ondernemingen, grotendeels van structurele aard zijn. Een aantrekken van de wereldeconomie kan hier uiteraard verlichting brengen, doch de offers die nodig zijn om onze economie weer gezond te maken dienen wij zelf te brengen. Jarenlang hebben wij in ons land op een te grote voet geleefd. Geen enkel land kan het zich duurzaam veroorloven meer uit te geven dan te verdienen. Hetzelfde geldt voor ons bedrijfsleven. Zo zijn wij in ons land met betrekking tot de loonkostenstijging, vooral in de jaren 1965-1975, koploper geweest in vergelijking met andere landen in West-Europa. Aangezien deze stijging ver uitging boven de toename van de produktiviteit daalden de bedrijfswinsten fors en gingen vele ondernemingen failliet. De moeilijkheid is dat men een jarenlang voortdurend proces, waarbij de rendementen van de bedrijven zijn uitgehoid en de financieringstekorten van de overheid zijn gestegen, niet plotseling in omgekeerde richting kan laten verlopen. Daarvoor is tijd nodig. Gelukkig bestaat thans in ons land in brede kringen begrip voor de noodzaak de collectieve uitgaven te beperken en de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten. In feite wordt thans van iedere burger gevraagd iets terug te geven van hetgeen in het verleden te veel is ontvangen. De vraag is actueel of we met het thans in gang gezette financieel-economisch beleid in ons land op de goede weg zijn of dat met name de bezuinigingspolitiek van de overheid een negatieve invloed uitoefent op het beoogde economisch herstel. Voorstanders van minder forse bezuinigingen wijzen dan veelal op de negatieve gevolgen die er van dalende overheidsuitgaven uitgaan op de bestedingen en op de werkgelegenheid. Er zou in ons land inderdaad plaats zijn voor een stimulerend beleid via de schatkist wanneer het financieringstekort van de overheid niet bestond of van geringe omvang was. Dat is echter niet het geval. In de periode 1980 tot en met 1982 nam het financieringstekort van de overheid sterk toe, maar daalden tegelijkertijd de consumptieve uitgaven en de investeringen, terwijl de werkloosheid aanzienlijk steeg. Een nog verdere vergroting van het financieringstekort is niet alleen op financiële gronden onverantwoord maar leidt, blijkens recente ervaringen, ook niet tot de door de Engelse econoom Keynes indertijd voorspelde opleving. De bestaande structuren zijn kennelijk zodanig verstard door ingeburgerde automatismen en koppelingsmechanismen dat koopkrachtinjecties niet meer helpen. In onze sterk internationaal georiënteerde economie komt bovendien van iedere door de consument uitgegeven gulden ongeveer de helft in het buitenland terecht. Het beleid in ons land dient er thans op gericht te zijn de lasten van het bedrijfsleven te verlichten, daaronder begrepen een beperking van de loonkosten en sociale lasten. Te lang zijn in ons land allerlei op zich gerechtvaardigde verlangens ten koste gegaan van de inkomens verdiend in de produktieve sector. Deze sector kan de last van het volledig in stand houden van de in de welvaartsperiode opgebouwde sociale voorzieningen niet meer dragen. Het beperken van de zgn. collectieve uitgaven is derhalve geen doel in zichzelf maar een middel om de lasten voor de produktieve sector te verlichten en tegelijkertijd het hoge financieringstekort te verminderen. De door de regering aangekondigde maatregelen betekenen naar onze mening een eerste stap in de goede richting. Niet vergeten mag echter worden, dat er ook in 1984 en volgende jaren nog aanzienlijke ombuigingen zullen moeten volgen, nog afgezien van die welke noodzakelijk zullen blijken als gevolg van tegenvallende belastingopbrengsten, toenemende werkloosheidsuitkeringen en dalende aardgasopbrengsten. De effecten van het thans gevoerde beleid zullen, wanneer dit tenminste consequent wordt voortgezet, pas op middellange termijn zichtbaar worden. Het is zelfs waarschijnlijk, dat er, hoezeer wij ook op de goede weg zijn, eerst nog een verslechtering van de bestaande situatie zal optreden. Dat is de prijs die wij moeten betalen voor het te laat reageren op slechte berichten uit het bedrijfsleven. Toch zijn wij niet al te somber over de kansen op een economisch herstel in de toekomst. Met name de ook internationaal gedaalde inflatie en de verlaagde rentetarieven in de wereld kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot een economische opleving. Dank zij de gunstige positie van onze betalingsbalans zijn wij er zelfs in geslaagd de rente in ons land nog meer te verlagen dan in de ons omringende landen. Dat is van groot belang voor de rendementspositie van het Nederlandse bedrijfsleven, dat 6

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1982 | | pagina 10