Verslag van de hoofddirecteur Economische situatie De economische situatie waarin ons land in het verslagjaar verkeerde is geleidelijk verder verslechterd. De werkloosheid neemt nog steeds in omvang toe, het financieringstekort van de overheid dreigt tot boven de 8 van het nationaal inkomen uit te stijgen, onze betalingsbalans vertoont over 1980 wederom een tekort en de rendementspositie van het bedrijfsleven is in het verslagjaar verder uitgehold. Ook buitenlandse invloeden oefenden in het verslagjaar een negatieve invloed uit op de economische situatie in ons land. Zo werkten de olieprijsstijging, de internationale renteverhoging en de teruggang in de wereldhandel remmend op de krachten die op herstel zijn gericht. Het laat zich helaas aanzien, dat het economisch perspectief op termijn vrij somber blijft. Velen beginnen in te zien, dat ons moeilijke tijden te wachten staan gelet op de terughoudendheid bij het doen van aankopen en het aangaan van financiële verplichtingen. Het is eigenlijk onbegrijpelijk, dat regering en parlement, niettegenstaande herhaalde waarschuwingen uit de samenleving, nog steeds wachten met het nemen van ingrijpende saneringsmaatregelen. De teruggang in welvaartsniveau die ons staat te wachten zou minder hard zijn aangekomen wanneer men de economische realiteit eerder had onderkend. De enorme stijging van de collectieve uitgaven, vooral die in de niet-produktieve sector, en de in een teruglopende economie meestal tegenvallende belastingontvangsten, zijn er de oorzaak van dat het financieringstekort van de overheid niet meer op monetair neutrale wijze te financieren is. De inflatie in ons land neemt onherroepelijk toe, wanneer het financieringstekort van het Rijk, zoals thans geschiedt, wordt gedekt door het lenen van geld in het buitenland en/of door een sterke uitbreiding van de hoeveelheid schatkistpapier in omloop. Bij de huidige omvang van het financieringstekort is het niet meer mogelijk het tekort uit binnenlandse besparingen te dekken. Immers, de particuliere besparingen zijn de laatste jaren onrustbarend gedaald. Zo werd in 1970 nog 12Vi van de gezinsinkomens in de vorm van besparingen op zij gelegd, tegenover minder dan 5 in 1980. Een inkomenspolitiek die leidt tot een verdere inkomensnivellering en een fiscale politiek die vermogensgroei ontmoedigt zullen een voortgaande daling van de nationale besparingen tot gevolg hebben. De zorgwekkende ontwikkeling van de overheidsfinanciën heeft de monetaire politiek van De Nederlandsche Bank doorkruist. Het door onze centrale bank gevoerde valutabeleid en het kredietbeperkingsbeleid hebben weliswaar bijgedragen tot een afzwakking van de inflatoire krachten in ons land, maar tegelijkertijd heeft de overheid door een expansief begrotingsbeleid de inflatie weer versterkt. Daar waar de overheid faalt de uitgaven te beperken moet het bedrijfsleven grotendeels de lasten opbrengen van de gevoerde monetaire politiek in de vorm van periodiek hoge rentetarieven en een harde gulden. Regionaal economisch beleid Teneinde de economische structuur van het Noorden te verbeteren heeft men in het verleden vooral getracht nieuwe ondernemingen aan te trekken, al of niet door verplaatsing van bedrijven van het Westen van ons land naar het Noorden. Gelet op de huidige economische situatie waarin ons land verkeert is van zodanige pogingen thans helaas weinig resultaat te verwachten. Nu praktisch geheel Nederland probleemgebied dreigt te worden en de schatkist nagenoeg leeg is mag men naar onze mening ook niet te hoge verwachtingen koesteren ten aanzien van het door de overheid te voeren regionale sociaal-economische beleid. Waarschijnlijk bieden bepaalde decentralisatietendensen in het bedrijfsleven zelf meer perspectieven voor het Noorden. Nadat in de jaren zestig en zeventig vele bedrijven fuseerden en opgingen in grote landelijke of internationale concerns is thans een tegengestelde ontwikkeling merkbaar. Grote ondernemingen zijn, ook in Friesland, bezig gedeelten van hun bedrijf af te stoten, omdat deze als zelfstandige, kleine eenheid beter kunnen functioneren. In het algemeen wint de overtuiging veld, dat de toekomstige economische groei, ook in deze regio, moet komen van de mogelijkheden die kleine en middelgrote ondernemingen zien om te expanderen. Door hun grotere slagvaardigheid en geringere kwetsbaarheid kunnen zij in het algemeen sneller inspelen op gewijzigde omstandigheden. Ook uit werkgelegenheidsstandpunt is de groei van de kleine en middelgrote ondernemingen belangrijk, omdat meer dan de helft van de totale beroepsbevolking in deze bedrijven werkzaam is. Het stemt tot voldoening, dat de overheid maatregelen heeft aangekondigd ter versterking van het risicodragend vermogen van met name deze ondernemingen. Wij doelen hier op de garantieregeling voor particuliere participatiemaatschappijen met het oogmerk de totstandkoming van deelnemingen in het aandelenkapitaal van kleine en middelgrote ondernemingen 6

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1980 | | pagina 10