Verslag van de Hoofddirecteur
Economische situatie
De economische situatie waarin ons land in het verslagjaar
is komen te verkeren is uiterst zorgwekkend. Een
Rijksbegroting, die leidt tot steeds grotere
financieringstekorten, een groeiend deficit op onze
betalingsbalans, een ernstig verzwakt bedrijfsleven, een
extreem hoge rentevoet, die de investeringen nog verder
zal doen afnemen en een aanhoudend hoge werkloosheid
vormen een duidelijke aanwijzing, dat het in economisch
opzicht de verkeerde kant opgaat in ons land.
Alhoewel velen de ernst van de situatie beginnen in te zien,
bestaat toch nog onvoldoende bereidheid bij de
vertegenwoordigers van politieke partijen en
belangenorganisaties medewerking te verlenen aan de
uitvoering van de zo noodzakelijke saneringsmaatregelen.
De grootste opgave voor de tachtiger jaren lijkt ons om een
maatschappelijke basis te vinden voor een beleid, dat
gericht is op een terugkeer naar het economisch mogelijke.
Slagen we daarin, dan zal de teruggang in welvaartsniveau
minder hard aankomen, dan wanneer we de economische
realiteit blijven negeren.
Het in de afgelopen jaren in ons land gevoerde
financieel-economisch beleid heeft, door meer te willen dan
mogelijk is, niet zelden geleid tot tegenstrijdige uitkomsten.
De enorme verhoging van de collectieve uitgaven,
resulterend in een steeds toenemend begrotingstekort,
heeft wel bijgedragen tot enige verbetering van de
werkgelegenheid, maar heeft tevens geleid tot een extra
beroep op de kapitaalmarkt en tot lastenverhogingen, die
de investeringsruimte en de rentabiliteit van het
bedrijfsleven nog verder hebben aangetast, met alle
nadelige gevolgen van dien voor de werkgelegenheid. Door
het ontbreken van een voldoende restrictief inkomens- en
begrotingsbeleid, diende de inflatie praktisch geheel met
monetaire maatregelen te worden bestreden. Het door
De Nederlandsche Bank gevoerde valutabeleid in het kader
van het Europese wisselkoersarrangement en het
kredietbeperkingsbeleid hebben ongetwijfeld bijgedragen
tot een afzwakking van de inflatoire krachten in ons land.
Anderzijds moet niet worden vergeten, dat deze anti-inflatie
politiek leidt tot periodiek hoge rentetarieven op de
geldmarkt en tot een zodanig harde gulden, dat de
concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven
ernstig is verzwakt. Daar waar de overheid faalt de uitgaven
te beperken en de inflatie te beteugelen, moet het
bedrijfsleven grotendeels de lasten opbrengen van de
gevoerde monetaire politiek.
Aangezien het grootste deel van de werkenden in ons land
nog werkzaam is in de zgn. private sector, zal het
economisch beleid er veel meer op gericht moeten zijn de
krachten die in deze sector aanwezig zijn te versterken.
Daartoe zal het beroep, dat de overheid doet op de
nationale middelen moeten worden verminderd. Door het
begrotingstekort terug te dringen komt er op de geld- en
kapitaalmarkt meer ruimte tegen een aanvaardbare rente
beschikbaar voor het bedrijfsleven. De uitgavenstijging in
de overheidssector zal tot een minimum moeten worden
beperkt, mede in verband met de doorwerking daarvan in
de lasten voor het bedrijfsleven. Alleen door een afremming
van de stijging van de collectieve lasten en van de
arbeidskosten ontstaat er weer enige ruimte voor een
versterking van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven
en voor een vermindering van de werkloosheid.
De hierna volgende beschouwing over de ontwikkeling van
enkele bedrijfssectoren is gebaseerd op de gecombineerde
jaarrekening.
Groei der bank
Ons bedrijf heeft zich gedurende het verslagjaar gunstig
ontwikkeld. Zo steeg het balanstotaal der bank in 1979 van
1.231 tot 1.425 miljoen, een stijging met 15,8
tegenover een groei van 14,4 in 1978. Het stemt tot
voldoening, dat ons nominale groeipercentage nog kon
toenemen in een periode van economische stagnatie en
relatief geringe inflatie.
Er is in het verslagjaar bij onze instelling dan ook sprake
geweest van een aanzienlijke reële groei in praktisch alle
sectoren van het bankbedrijf.
De slechter wordende economische situatie in ons land zal
naar onze mening op den duur ook de groeicijfers der
banken nadelig gaan beïnvloeden. Zo zal de
inkomensmatiging leiden tot afnemende
6