Verslag van de Directeur De economische vooruitzichten voor 1974 zijn wel zeer onzeker. De gevolgen voor onze economische ontwikkeling van de energiecrisis, de structurele werkloosheid, de valutamoeilijkheden en de stagnerende investerings activiteiten, om maar enkele knelpunten te noemen, laten zich uiterst moeilijk beoordelen. De beschouwingen over deze onderwerpen in talrijke jaarverslagen en periodieken blijken steeds weer achterhaald te worden door nieuwe, niet te voorziene, ontwikkelingen. Recente prognoses worden soms in de kortst mogelijke tijd door de feiten gelogenstraft. Het lijkt ons in deze omstandigheden dan ook weinig zinvol het algemene gedeelte van ons jaarverslag, zoals tot dusverre gebruikelijk, te beginnen met een bespreking van de economische ontwikkeling van ons land. Wij geven er de voorkeur aan dit keer een beschouwing te wijden aan de bijzondere problematiek waarmede het Noorden van ons land wordt geconfronteerd. Het Noorden Gelet op de omvang der werkloosheid in de Noordelijke provincies en de inkomensachterstand ten opzichte van de rest van Nederland verdient de economische problematiek van het Noorden bijzondere aandacht. Teneinde de economische structuur van het Noorden te verbeteren heeft men in het verleden vooral getracht nieuwe onder nemingen aan te trekken, al of niet door verplaatsing van bedrijven uit het Westen van ons land naar het Noorden. Gelet op de huidige economische situatie waarin ons land verkeert is van zodanige pogingen thans naar onze mening helaas weinig resultaat te verwachten. Een niet erg aantrekkelijk industrieel klimaat heeft de neiging bij grote Nederlandse ondernemingen om meer in het buitenland te investeren doen toenemen en de bereidheid bij buitenlandse ondernemingen om in ons land te investeren bovendien doen afnemen. Daarnaast vormen de ook in het Westen van ons land ruimer wordende arbeidsmarkt en de afnemende mobiliteit van de factor arbeid een belemmering voor de verplaatsing van bedrijven uit het Westen naar het Noorden van ons land. Gegeven de hiervoor geschetste situatie verdient het daar om naar onze mening aanbeveling met kracht te streven naar een versterking van de financieel-economische structuur van een aantal reeds in het Noorden gevestigde bedrijven, mede in het belang van de handhaving, resp. uitbreiding van de werkgelegenheid in deze onder nemingen. In ons jaarverslag over 1969 schreven wij hierover o.a. het volgende: „Een aantal bedrijven verkeert nl. in de positie dat men zijn activiteiten bij gebrek aan voldoende risicodragend kapitaal niet verder kan uitbreiden, terwijl omgekeerd het aan trekken van meer risicodragend kapitaal dikwijls afstuit op de relatief geringe omvang van de betreffende onder neming en op de onmogelijkheid op de kapitaalmarkt de nodige middelen op te nemen. Het komt ons voor, dat wanneer het om bedrijven met goede groeimogelijkheden en gunstige rentabiliteitsverwachtingen gaat, pogingen aangewend moeten worden om deze vicieuze cirkel te doorbreken. In dit verband zouden wij willen pleiten voor de oprichting van een Noordelijke Participatie Maatschappij. Een dergelijke maatschappij zou, door het in beperkte mate deelnemen in het risicodragende kapitaal van een aantal naamloze vennootschappen, een bijdrage kunnen leveren tot de verdere expansie van bedoelde ondernemingen. Het vergroten van het risicodragende kapitaal van een bedrijf leidt er, zoals bekend, bovendien vaak toe, dat ook in de sector van het niet-risicodragende kapitaal ruimere financieringsmogelijkheden ontstaan.” Het stemt tot voldoening, dat de overheid thans heeft besloten een Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij (N.O.M.) op te richten die, zij het in een wat andere organisatorische opzet dan door ons in 1969 voorgesteld, tot taak heeft de economische structuur van het Noorden te versterken, o.a. door te participeren in bestaande onder nemingen. Daarbij is het zeer belangrijk, dat er een goed samenspel komt tussen deze instelling en het bedrijfsleven. Alleen wanneer bepaalde knelpunten in een bedrijfstak of onderneming tijdig worden gesignaleerd is het mogelijk op een verantwoorde wijze de helpende hand te bieden. In plaats van af te wachten tot een bedrijf in nood zich bij t de N.O.M. meldt verdient het o.i. de voorkeur indien deze instelling vroegtijdig in contact komt met bedrijven waarvan het voortbestaan of de expansiemogelijkheden afhankelijk zijn van het beschikbaar stellen van meer risicodragend J. kapitaal. Daarbij behoeft uiteraard niet alleen aan een participatie in het aandelenkapitaal van de betreffende onderneming gedacht te worden. Ook leningen met een risicodragend karakter komen in dit verband in aanmerking. Wanneer er bij het bedrijfsleven een duidelijk inzicht bestaat omtrent de doelstelling en de mogelijkheden van de N.O.M. zal de bereidheid om tijdig met deze instelling over- 6

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1973 | | pagina 10