Verslag van de Directeur Economische ontwikkeling De economische situatie in 1972 en de vooruitzichten voor 1973 laten zich verschillend beoordelen. Legt men de nadruk op de iets afnemende maar toch op zichzelf niet onbevredigende groei van onze economie in het verslagjaar dan is er wellicht plaats voor een gematigd optimisme. Produktie en consumptie bewogen zich immers op een hoog niveau, de produktiviteit in de bedrijven steeg belangrijk, de export nam sterker toe dan de import als gevolg waarvan onze betalingsbalans een overschot vertoonde etc. Allemaal zaken om zich over te verheugen. Toch zou het onjuist zijn om de ogen te sluiten voor ontwikkelingen, vooral van structurele aard, die een bedreiging vormen voor ons toekomstig welvaartsniveau. Aangezien wij in ons vorig verslag uitvoerig schreven over de nadelige gevolgen voor onze nationale economie van de elkaar snel opvolgende loon- en prijsstijgingen, zullen wij daar hier thans niet op ingaan. Onze aandacht dient, behalve op de bestrijding van de loon- en prijsinflatie, evenzeer gericht te zijn op de hand having van een hoog investeringspeil. Helaas moet worden geconstateerd, dat de bedrijfsinvesteringen in ons land in het verslagjaar belangrijk zijn teruggelopen. Mede hier door nam de import minder sterk toe dan de export en vertoonde de lopende rekening van de betalingsbalans een overschot. Wanneer de dalende investeringsactiviteit uitsluitend te wijten zou zijn aan conjuncturele omstandig heden, zou er geen reden voor ernstige bezorgdheid zijn. Bij een aantrekken van de conjunctuur wordt de achterstand dan wel weer ingehaald. Helaas moet echter worden aangenomen, dat hier ook structurele oorzaken een rol spelen. Een niet erg aantrekkelijk industrieel klimaat heeft de neiging bij grote Nederlandse ondernemingen om meer in het buitenland te investeren doen toenemen en de bereidheid bij buitenlandse ondernemingen om in ons land te investeren doen afnemen. Aantrekkelijke investerings- faciliteiten in het buitenland, sterke loonkostenstijgingen in ons land gepaard gaande met toenemende arbeids onrust, dalende winstmarges bij een beheerst prijsbeleid en een vrije loonvorming e.d. beïnvloeden het investerings klimaat in ons land in ongunstige zin. Deze ontwikkeling oefent uiteraard een nadelige invloed uit op de omvang der werkgelegenheid in ons land. Helaas moet worden gevreesd dat, wanneer het investerings klimaat niet verbetert, de werkloosheid in ons land een structureel karakter krijgt. Na jaren waarin, onder invloed van forse loonsverhogingen, het accent in belangrijke mate op het doen van zgn. arbeidsbesparende investeringen heeft gelegen, zal in de toekomst de klemtoon meer op de zgn. uitbreidingsinvesteringen moeten komen te liggen. Alleen dan kan een enigszins omvangrijke werkloosheid worden voorkomen. Voor een dichtbevolkt land als het onze met betrekkelijk weinig natuurlijke hulpbronnen is het van levensbelang, dat de investeringen zich op een hoog niveau bewegen. Monetaire situatie De tarieven op de geldmarkt in ons land bewogen zich, door de massale toestroming van geld uit het buitenland, vooral in de eerste 9 maanden van het verslagjaar op een ongekend laag niveau. In die periode verlaagde De Nederlandsche Bank het disconto driemaal. Door de zeer lage rente op de geldmarkt en de onmogelijkheid de overtollige geldmiddelen te beleggen in door de Agent van het Ministerie van Financiën af te geven schatkistpapier gingen vele banken, waaronder onze instelling, over tot de aankoop van kortlopende obligaties. Mede hierdoor daalde ook de rente op de kapitaalmarkt in de eerste drie kwartalen niet onbelangrijk. Toen de geldmarkt in oktober 1972 krapper werd en het disconto van De Nederlandsche Bank omhoog ging begon ook de rente op de kapitaalmarkt weer te stijgen. Het is interessant vast te stellen, dat het instituut van de kortlopende obligatie een zekere relatie tot stand heeft gebracht tussen het renteverloop op de geldmarkt en dat op de kapitaalmarkt. Op internationaal monetair gebied hebben zich in het verslagjaar wederom spanningen voorgedaan, waarbij in het bijzonder de dollar, het pond sterling en de lire het moesten ontgelden. Het op 18 december 1971 tot stand- gekomen akkoord van Washington heeft derhalve niet de gewenste ontspanning op de internationale valutamarkten gebracht. Steeds weer blijken de in de haast gelegde noodverbanden niet in staat te zijn de patiënt(en) weer gezond te maken. Dat is ook geen wonder. De oorzaken van de verschillende valuta-crises liggen immers niet bij het internationale geldstelsel zelf, maar bij die landen wier betalingsbalans niet in evenwicht is. Iedere monetaire samenwerking dient dan ook, wil deze duurzaam resultaat opleveren, gepaard te gaan met een „internationale coördinatie op het terrein van de economische politiek, in het bijzonder met betrekking tot het streven naar meer 7

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1972 | | pagina 11