zijn gewijd, wordt naar onze mening echter nog te weinig
aandacht besteed aan de noodzakelijke versterking van de
financieel-economische structuur van een aantal reeds in
het Noorden gevestigde bedrijven. Natuurlijk is het ook van
belang na te gaan op welke wijze men de vestiging van
nieuwe bedrijven in het Noorden kan aanmoedigen.
Aangezien de verbetering van bepaalde
vestigingsplaatsfactoren evenwel veel tijd en geld vraagt,
terwijl daarnaast ook in het Noorden de vraag naar
arbeidskrachten het aanbod ervan overtreft, mag van de
pogingen om nieuwe industrieën aan te trekken op korte
termijn naar onze mening weinig resultaat worden verwacht.
Wel moet het o.i. mogelijk zijn om op korte termijn en met
betrekkelijk bescheiden middelen de financieel-economische
structuur van een aantal reeds in het Noorden gevestigde
bedrijven te versterken, mede in het belang van de
werkgelegenheid in deze ondernemingen. Een aantal
bedrijven verkeert nl. in de positie dat men zijn activiteiten
bij gebrek aan voldoende risicodragend kapitaal niet
verder kan uitbreiden, terwijl omgekeerd het aantrekken
van meer risicodragend kapitaal dikwijls afstuit op de
relatief geringe omvang van de betreffende onderneming
en op de onmogelijkheid op de kapitaalmarkt de nodige
middelen op te nemen. Het komt ons voor, dat wanneer het
om bedrijven met goede groeimogelijkheden en gunstige
rentabiliteitsverwachtingen gaat, pogingen aangewend
moeten worden om deze vicieuze cirkel te doorbreken. In
dit verband zouden wij willen pleiten voor de oprichting van
een Noordelijke Participatie Maatschappij, waarin naast
de provinciale en een aantal gemeentelijke overheden in de
drie noordelijke provincies ook die financiële instellingen,
zoals banken en verzekeringsmaatschappijen, zouden
kunnen participeren, die een positieve bijdrage willen
leveren tot een gezonde economische ontwikkeling van het
Noorden. Een dergelijke participatie maatschappij zou, door
het in beperkte mate deelnemen in het risicodragende
kapitaal van een aantal naamloze vennootschappen, een
bijdrage kunnen leveren tot de verdere expansie van
bedoelde ondernemingen. Het vergroten van het
risicodragende kapitaal van een bedrijf leidt er, zoals
bekend, bovendien vaak toe, dat ook in de sector van het
niet-risicodragende kapitaal ruimere
financieringsmogelijkheden ontstaan. Een zodanige
participatie maatschappij kan het noordelijke bedrijfsleven
tenslotte, door de kennis van de plaatselijke en regionale
omstandigheden, ook in andere dan financiële
aangelegenheden van dienst zijn. Nu het Noorden steeds
meer probleemgebied dreigt te worden en het deelnemen van
de overheid in particuliere ondernemingen geen uitzondering
meer vormt, lijkt het dringend gewenst, dat de daarvoor
in aanmerking komende overheidsinstanties en financiële
instellingen, in plaats van uitsluitend een beroep op
de centrale overheid te doen, zelf ook een bijdrage
leveren tot het bevorderen van de in de eigen regio
aanwezige groeimogelijkheden.
Groei der bank
De groei onzer instelling zette zich, blijkens de stijging van
het balanstotaal, wederom voort. Deze verheugende
ontwikkeling is voornamelijk te danken aan de stijging van de
in de vorm van spaargelden en deposito's op termijn aan de
bank toevertrouwde geldmiddelen van 183.2 tot f 209.2
miljoen. Bij de beoordeling van de groei der bank dient
te worden opgemerkt, dat wij ons in het verslagjaar, met
zijn uitzonderlijk hoge rentetarieven voor toevertrouwde
geldmiddelen, hebben menen te moeten onthouden van het
aantrekken van gelden die geen positieve bijdrage tot de
rendabiliteit der bank konden leveren. Ons beleid in dezen
is mede bepaald door de wens onze leden en andere
kredietnemers op zo voordelig mogelijke voorwaarden te
bedienen.
Voorts kan bij de bespreking van de groei der bank
worden opgemerkt, dat in onze balanscijfers geen
Eurodollartransacties zijn begrepen.
De basis der bank werd in het verslagjaar verder verbreed,
getuige de aanzienlijke toeneming van het aantal
relaties en een grotere spreiding over de verschillende
bevolkingsgroepen. Zo steeg het aantal uitgegeven
spaarboekjes in 1969 van 41.600 tot 47.000, terwijl, mede door
de vestiging van bijkantoren in de stedelijke centra, het
aandeel van de besparingen uit de agrarische sector in het
totaal bedrag aan toevertrouwde spaargelden verder daalde.
Vestigingen
In het verslagjaar werden vier nieuwe kantoren in gebruik
genomen en wel te Sint Annaparochie, Sint Jacobiparochie,
5