Verslag van de Directie 3 Economische situatie De economische situatie in ons land werd gedurende het verslagjaar gekenmerkt door een lichte verbetering van de conjunctuur en toenemende structurele spanningen in be paalde bedrijfstakken en regionen. De economische diagno se vertoont dientengevolge een nogal gecompliceerd en soms zelfs tegenstrijdig beeld. Enerzijds is het verheugend, dat de nationale produktie met 5,5 toenam, de arbeids- produktiviteit met 6 steeg en het betalingsbalanstekort afnam, anderzijds baart de toenemende werkloosheid en de terughoudendheid bij het doen van investeringen grote zor gen. Het Noorden De problemen waarmede het Noorden van ons land wordt geconfronteerd, zijn in feite van structurele aard. Door de licht^ conjuncturele inzinking in 1966 zijn zij versneld aan de dag getreden. Het is begrijpelijk, dat de regering de oplos sing hiervoor niet zoekt in het nemen van globale, conjunc- tuurstimulerende maatregelen. Dat de economische proble matiek van het Noorden in vele rapporten en discussies aan de orde wordt gesteld is op zichzelf verheugend, doch niet voldoende. Er moet en kan op korte termijn meer gebeuren. Wanneer bijvoorbeeld de Provinciale en Gemeentelijke overheden in het Noorden meer armslag zouden krijgen in het aangaan van geldleningen c.q. het verstrekken van borg stellingen, zouden talrijke structuurverbeterende projecten, die op papier gereed zijn, in uitvoering kunnen worden ge nomen. De centrale financieringsregeling voor overheidsin stellingen maakt dit thans onmogelijk en vormt dientengevol ge een ernstige belemmering voor het voeren van een actieve, regionale, economische politiek. Gaarne zouden wij er hier voor willen pleiten, dat deze regeling in de toekomst niet alleen meer wordt gehanteerd als instrument van mone taire politiek maar ook als middel ter stimulering van de economische bedrijvigheid en daarmede van de werkgele genheid in de daarvoor in aanmerking komende delen van ons land. Een verschuiving, binnen het totaal bedrag dat in ons land geleend mag worden, ten gunste van de probleemgebieden, behoeft onze kapitaalmarkt niet te verkrappen en de nog gespannen arbeidsmarkt in het Westen van ons land niet in gevaar te brengen. Groei der bank Het jaar 1967 heeft zich, wat onze instelling betreft, geken merkt door een sterke toeneming van de omzet en van het aantal nieuwe relaties. De stijging van het balanstotaal der bank van f 192,2 tot 233,0 miljoen vormt de weerspiegeling van de groeiende bedrijfsomvang. Deze voortgaande gun stige ontwikkeling is vooral te danken aan de toename van de in de vorm van spaargelden en rekening-courant-tegoeden aan de bank toevertrouwde gelden met bijna 33 miljoen, een stijgingspercentage van ruim 26 De groei van het aantal in omloop zijnde spaarboekjes van 28.300 tot 35.500 is illustratief voor de toeneming van het aantal cliënten. De verbreding van onze relatiekring, mede veroorzaakt door de vestiging van bijkantoren in de stedelijke sfeer, leidt ertoe, dat onze instelling zich steeds meer ontwikkelt van een typi sche landbouwkredietinstelling tot een meer algemene bank. Toen wij in 1960 ons eerste stadsbijkantoor in Leeuwarden- Oost in gebruik namen koesterden wij de verwachting, dat het aantal personen dat van de diensten van een bank ge bruik zou gaan maken sterk zou toenemen. Sindsdien heeft onze relatiekring, mede door de vestiging van meerdere bijkantoren, zich inderdaad sterk uitgebreid. Het laat zich aanzien dat aan deze ontwikkeling, mede door de uitbreiding van het dienstenpakket der banken, nog geen einde is geko men. In dit verband kan worden medegedeeld, dat ook onze instelling is toegetreden tot de N.V. Bankgirocentrale en tot de Stichting Bevordering Chequeverkeer. Bijkantoren In het verslagjaar werden drie nieuwe bijkantoren in gebrui'k genomen en wel in Drachten-noord, Heerenveen-zuid en Holwerd. Dit laatste kantoor is ontstaan door de overname van de Coöp. Spaar- en Voorschotbank „Holwerd” te Hol werd, per 1 september 1967. De aktiva en passiva dezer bank zijn dit jaar voor het eerst in onze balanscijfers verwerkt. Met de bouw van een nieuw bijkantoor in Dokkum en een nieuw pand ten behoeve van ons bestaande kantoor in Sneek werden in het verslagjaar zodanige vorderingen ge maakt, dat de opening in de loop van 1968 kan plaats vinden. Kredietverlening De kredietvraag onzer leden nam, zoals uit de jaarcijfers blijkt, aanzienlijk toe en wel van f 52,1 tot 93,9 miljoen. Deze belangrijk grotere kredietbehoefte komt praktisch ge heel voor rekening van onze leden werkzaam op het terrein van de produktie en afzet van zuivelprodukten. Reeds in ons vorige verslag spraken wij de verwachting uit, dat de krediet behoefte dezer leden, als gevolg van de aanpassing aan het

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1967 | | pagina 5