VERSLAG OVER 1961 V De conjunctuursituatie in Nederland kenmerkte zich gedurende het afgelopen jaar, behalve door het hoge peil van economische bedrijvigheid, eveneens door een zekere overbesteding. De sterke groei der binnenlandse bestedingen heeft in bijna alle sectoren van het economisch leven geleid tot spanningen in het produktieproces. Mede onder invloed van de krappe arbeidsmarkt en de invoering van de 5-daagse werkweek bleef de groei van de produktie beperkt tot ruim 5 tegenover een groeipercentage van 9 in 1960. Daar in vele sectoren de stijging der lonen die der arbeids- produktiviteit heeft overtroffen, kon een verhoging der produktiekosten niet worden voorkomen. Daar het beleid van de Overheid terecht gericht blijft op handhaving van een stabiel prijsniveau en de hogere produktiekosten dus niet in de prijzen mochten worden doorberekend, vertoonden de winstmarges in het algemeen een daling. Het laat zich aanzien, dat de groeiende consumptieve vraag en de gestegen produktiekosten in toenemende mate een opwaartse druk op het prijsniveau zullen gaan uitoefenen. De spanning tussen bestedingen en produktie had ook gevolgen voor onze betalingsbalans. Daar de invoer met 10 toenam, waartegenover de uitvoer slechts met 4 steeg, daalde het overschot op de betalingsbalans van 1200 millioen in 1960 tot 600 millioen gulden in 1961, welk laatste cijfer door de Overheid als een minimum beschouwd wordt voor een evenwichtige structurele economische ontwikkeling van ons land. Het in maart 1961 door de regering genomen besluit om de gulden met 5 te revalueren heeft er toe bijgedragen en had ook mede ten doel het betalingsbalansoverschot te verminderen. Betwijfeld moet worden of er, nu het betalingsbalanssurplus in zo korte tijd tot het nog verantwoord geachte minimum is teruggebracht en er voor 1962 een nog geringer overschot wordt ver wacht, inderdaad sprake is geweest van een fundamentele onevenwichtigheid in onze betalingsbalans, zoals de regering bij de motivering van deze maatregel stelde. De gevolgen van een zo ingrijpende maatregel als een verandering in de wisselkoers zijn, nog afgezien van de onzekerheid die hierdoor in het internationale betalingsverkeer ontstaat, bovendien wel zeer ongelijk voor de verschillende economische groeperingen. Zo wordt de Nederlandse land- en tuinbouw, die in 1961 29,4 van de waarde van de totale nationale export voor haar rekening nam, wel in het bijzonder door deze maatregel getroffen. Steeg de melkaanvoer aan de zuivelfabrieken landelijk met ongeveer 2 tegenover vorig jaar 8 in Friesland bleef de aangevoerde hoeveelheid melk dit jaar vrijwel constant, hetgeen vnl. het gevolg is geweest van de minder gunstige veevoederpositie gedurende het eerste kwartaal van 1961. De grotere melkaanvoer heeft landelijk vooral een verhoogde produktie van kaas en gecon denseerde melk tengevolge gehad. In Friesland ging de verhoogde kaasproduktie vnl. ten koste van de produktie van boter. Steeg de produktie van kaas in onze provincie met bijna 3 die van boter daalde met ruim 7 Het aandeel van ons gewest in de landelijke kaasproduktie bedraagt thans ongeveer 35 De produktie van gecondenseerde melk in Friesland kon vnl. toenemen door het kopen van zogenaamde aanvullingsmelk buiten de provincie. Alhoewel de exportmarkten voor onze condensindustrie nog zeer belangrijk zijn, begint toch de binnenlandse markt van steeds meer be tekenis te worden. De afzet van de in het binnenland als koffiemelk geconsumeerde ongesuikerde condens nam met name wederom belangrijk toe. Het stabielere karakter van de binnenlandse markt vormt tevens een stimulans om ook met andere produkten op deze markt te verschijnen. Het valt in dit verband toe te juichen, dat voortdurend getracht wordt, door het vervaardigen van nieuwe melk- bevattende produkten, andere wegen voor de afzet van de melk te vinden. De vraag naar bedrijfskrediet van de zijde van de bij onze instelling aangesloten coöperaties op het terrein van de produktie en afzet van zuivelprodukten handhaafde zich vrijwel op hetzelfde niveau. De mechanisatie der kaasbereiding en de uitbreiding van de apparatuur der fabrieken als gevolg van de invoering van de verkorte werkweek deed bij een aantal onzer leden-zuivelfabrieken echter een grotere vraag naar kapitaal voor investeringsdoeleinden ontstaan. Onze instelling kon hierin, door het verstrekken van kortlopende leningen, mede voorzien. De door ons gefinancierde coöperaties op het terrein van de aankoop van landbouwbenodigdheden en de afzet van pootaard- appelen kunnen over het algemeen op gunstige resultaten terugzien. De coöperaties werkzaam op het gebied van de afzet van vee, vleesprodukten en eieren, bereikten, tengevolge van lagere omzetten, niet dezelfde gunstige resultaten als in 1960. De beetwortelsuikerindustrie deed in toenemende mate een beroep op onze middelen, hetgeen tot uitdrukking komt in de stijging van het debiteurencijfer. 6

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Friesland Bank | 1961 | | pagina 8