Gang van zaken in de organisatie In de beschrijving van de gang van zaken en in de gecombineerde balans en resultatenrekening zijn de gegevens verwerkt van de aangesloten banken, de Centrale Bank, de Raiffeisenhypotheekbank en de Stichting Spaarbank voor het Onderwijs. Uitzettingen Vaste leningen Na de sterke toeneming van de verstrekte leningen in het voorafgaande jaar lagen de verstrekkingen in het verslagjaar nominaal nog wel ruimschoots op het niveau van 1970, maar er was toch duidelijk sprake van een af name van het groeitempo. In totaal werden nieuwe leningen verstrekt voor een bedrag van f 2 183 (2 096) miljoen. Daarvan namen de aangesloten banken f2 013 (1 861) miljoen voor hun rekening. Vooral in het begin van het jaar moest de kredietverstrekking door onze aangesloten banken worden afgeremd in verband met de kredietbeperkende maatregelen van De Nederlandsche Bank. Later in het jaar deed de neergang van de conjunc tuur zich steeds duidelijker gevoelen in de kredietvraag van bedrijven, zowel in de agrarische sector als daar buiten. In toenemende mate maken de Raiffeisenbanken gebruik van de mogelijkheid om, indien zij zelf onvoldoende mogelijkheden hebben, kredietvragers de weg te wijzen naar de Raiffeisenhypotheekbank. Deze zag haar verstrekkingen in het verslagjaar dan ook toenemen tot f28 (13) miljoen. De verstrekkingen van de Centrale Bank beliepen f142 (222) miljoen. De vraag van de landbouw coöperaties naar verstrekking van leningen door de Centrale Bank vertoonde een daling. De vraag naar leningen in de agrarische sector onderging in het verslagjaar een scherpe daling. Nam deze sector in 1970 nog f761 miljoen aan nieuwe leningen op, in 1971 was dat f 640 miljoen. Bij de landbouw in enge zin was duidelijk sprake van een afnemende investeringsgeneigdheid. Naarmate het jaar vorderde werd deze ontwikkeling steeds duidelijker. Dit was vooral het geval in de veredelingssectoren. De conjunctuurinvloed werd daar nog versterkt door op zichzelf staande minder gunstige prijsontwikkelingen in bepaalde sectoren. Kon in 1970 reeds gesproken worden van een matige kredietvraag van de zijde van de grond gebonden bedrijven in akker- en weidebouw, in het verslag jaar hield die tendens onverminderd aan. Ook bij de loon bedrijven was sprake van een voorzichtig investeringsbeleid. Met uitzondering van de bloementeeltbedrijven en van de boomkwekerijen was ook in de tuinbouw sprake van een dalende animo om te investeren, zij het in mindere mate dan in de landbouw. Tuinders namen in het verslagjaar voor een groter bedrag nieuwe leningen op dan in 1970. Dit was geheel het gevolg van de hoge prijzen voor zware stookolie en de omschakeling van een aantal verwarmde groente- en bloementeeltbedrijven van stookolie op aardgas. De vraag naar leningen van de zijde van de land- en tuin- bouwcoöperaties was matig. Het betreft hier vooral de door grote ondernemingen bij de Centrale Bank opgenomen gelden. De financieringsbehoeften van deze bedrijven vertonen een jaarlijks wisselend beeld. In totaal nam de agrarische sector bij onze organisatie nieuwe vaste leningen op tot een bedrag van f640 (761) miljoen; dat is 29 (36) procent van de in totaal verstrekte leningen. De verstrekkingen van vaste leningen aan niet-agrarische bedrijven en verenigingen bewoog zich met f488 (470) Leningen in 1971 in miljoenen guldens Aangesloten banken Raiffeisenhypotheekbank Centrale Raiffeisen-Bank Verstrekkingen Aflossingen Toeneming 2 013 28 142 1 193 3 106 820 25 36 2 183 1 302 881 16 miljoen ruimschoots op hetzelfde niveau als in 1970. Binnen deze sector vertoonde het aandeel van detailhandel en ambacht een geringe daling en dat van overige bedrijven enige stijging. De verstrekkingen aan niet-agrarische bedrijven komen geheel voor rekening van de aangesloten banken en van de Raiffeisenhypotheekbank. De ver mindering van de vraag naar leningen als gevolg van de conjunctuur wordt in deze sector gecompenseerd door de aanhoudend groeiende cliëntenkring. Nu de door de overheid ingestelde Commissie Financieringsaangelegen heden Midden- en Kleinbedrijf een advies voorbereidt betreffende de mogelijkheid tot het inschakelen van andere banken naast de Nederlandsche Middenstandsbank bij de toepassing van het gehele pakket van de door de overheid gegarandeerde vormen van middenstandskrediet ver wachten wij dat in de behoeften van onze cliënten in dit opzicht in de nabije toekomst volledig kan worden voorzien. De geringe stijging van de nominale verstrekkingen betekende dat het aandeel van de niet-agrarische be drijven in de totale verstrekkingen evenals in het vooraf gaande jaar 23 procent beliep. De verstrekkingen aan overige groepen, voornamelijk loon en salaris trekkende groepen, zijn in het verslagjaar ten opzichte van 1970 met ruim 20 procent toegenomen. Deze toeneming kwam tot stand ondanks het feit dat juist in deze sector de kredietbeperking remmend heeft gewerkt op de verstrekkingen. De verstrekkingen hebben overwegend betrekking op leningen bestemd voor de bouw of aankoop van een eigen woning. De momenteel van kracht zijnde subsidieregeling voor de particuliere woningbouw werkt stimulerend op de kredietvraag. Jaarlijks vindt een aanpassing van de regeling plaats aan de stijging van grond-, bouw- en rentekosten. In totaal werd in het verslagjaar aan overige groepen voor een bedrag van f 1 055 (865) miljoen aan vaste leningen verstrekt; dat is 48 (41) procent van het totaal. Daaronder zijn ook begre pen de persoonlijke leningen, waarvan de verstrekkingen in het verslagjaar maar weinig boven het niveau van 1970 lagen. Tegenover de verstrekkingen aan nieuwe vaste leningen van f 2 183 (2 096) miljoen werd f 1 295 (1 127) miljoen aan aflossingen ontvangen. Daarvan kwam f 1 193 (1 012) miljoen binnen bij de aangesloten banken; evenals in 1970 is dat 23 procent van de beginstand. Uiteindelijk resulteerde de beschreven ontwikkeling in een toeneming van het uitstaande bedrag met f881 (959) miljoen tot Grafiek 2 Verdeling van de verstrekte leningen in 1961-1971 bedragen in miljoenen guldens agrarische sector niet-agrarische sector I l particulieren 1961 1971

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1971 | | pagina 9