spaarzin. Voor zover die oorzaken immers in de onzekerheid
betreffende de conjuncturele ontwikkelingen liggen, is het
logisch dat deze spaargelden in de meest liquide vorm
worden aangehouden. Wij zien dan ook dat bijna de
gehele stijging van het inlegoverschot ten opzichte van
1970 terecht is gekomen op direct opvraagbare rekeningen.
De aanwas op termijnrekeningen was maar weinig groter
dan in 1970. Binnen de termijnrekeningen trekken de
spaarvormen met de hoogste rente de meeste belang
stelling. De ontwikkeling van het sparen in het kader van
de Zilvervloot en van bedrijfsspaarrekeningen was normaal.
Voor spaarbewijzen APS bestond ook in het verslagjaar
slechts weinig belangstelling.
Het totaal van de inlegoverschotten op spaarrekeningen
bij onze organisatie beliep in het verslagjaar f 1 004 (626)
miljoen. Aan het einde van het verslagjaar werd daaraan
nog f 436 (374) miljoen bijgeschreven rente toegevoegd.
Het tegoed per 31 december kwam daarmede op f 10 295
(8 855) miljoen. Daarvan stond f 6 046 (5 352) miljoen of
59 (60) procent uit op direct opvraagbare en gepremieerde
rekeningen. Het totaal aantal spaarrekeningen kwam per
ultimo 1971 op 3 300 000 (3 055 000) met een gemiddeld
tegoed van f 3 120 (2 900) per rekening. Naast de tot nu toe
besproken spaarmiddelen kent onze organisatie nog
andere middelen op lange termijn. Deze bestaan voor
namelijk uit bankdeposito's bij de aangesloten banken en
voornamelijk uit bankdeposito's bij de aangesloten banken
en bij de Centrale Bank en voor het overige uit de tegen
waarde van geplaatste pandbrieven en onderhandse
leningen aan de Raiffeisenhypotheekbank. Onder invloed
van de hoge geldmarktrente vertoonden de bankdeposito's
in 1970 een sterke toeneming. In het verslagjaar was dat
niet het geval. Ondanks de eerste pandbriefemissie van de
Raiffeisenhypotheekbank nam het totaal van de overige
middelen op lange termijn af met f26 miljoen, te verge
lijken met een toeneming van f114 miljoen in 1970. Het
bedrag van de aan onze organisatie toevertrouwde mid
delen op lange termijn steeg in 1971 met f 1 414 (1 115)
miljoen tot f 10 526 (9 112) miljoen. Daarvan werd f 10 378
(8 995) miljoen aangehouden bij de plaatselijke banken.
Overige middelen
De overige toevertrouwde middelen zijn in de gecombi
neerde balans opgenomen onder crediteuren in rekening
courant. Deze stegen in het verslagjaar met f 392 (270)
miljoen. De hogere aanwas ten opzichte van 1970 was
geheel te danken aan de privérekeningen. De saldi hierop
namen in het verslagjaar toe met f 213 miljoen, te verge-
Grafiek 4 Ontwikkeling van de toevertrouwde
middelen in 1965-1971
indices 1965 100
totale middelen ^22
spaarmiddelen
300
overige middelen
200
100
1965 1967 1969 1971
20
lijken met f 165 miljoen in 1970 en f 154 miljoen in 1969.
Uit deze ontwikkeling zou men voorzichtig kunnen
concluderen dat de medio 1970 ingevoerde renteverlaging
geen blijvende invloed heeft gehad op het gedrag van de
rekeninghouders. Wellicht is men iets eerder geneigd tot
overboeking naar een spaarrekening, maar uit de cijfers
is dat niet waarneembaar. De toeneming van de tegoeden
op privérekeningen vindt voor een deel ook zijn verklaring
in de uitbreiding van het aantal rekeninghouders.
Als gevolg van het afnemen van het aantal bedrijven dat
nog op girale salarisbetaling kan overschakelen, vertoonde
de groei van het aantal rekeningen een dalende tendens.
Niettemin kwamen er in het verslagjaar bij de Raiffeisen-
banken nog 159 000 (179 000) privérekeningen bij. Per eind
1971 kwam het totaal aantal privérekeningen daardoor op
711 000 (552 000) met een gemiddeld tegoed per rekening
van f 1 000 (910). De toeneming van de tegoeden op reke
ningen-courant van bedrijven was met f179 (105) miljoen
aanzienlijk sterker dan in 1970.
Alles bijeengenomen stegen de aan onze organisatie
toevertrouwde middelen in het verslagjaar met f 1 805
(1 385) miljoen. In de beginstand uitgedrukt is dat een
groei van 17 (15) procent. Van deze groei kwam f 1760 (1353)
miljoen tot stand bij de plaatselijke Raiffeisenbanken,
f 25 (7) miljoen bij de Raiffeisenhypotheekbank en de
resterende f 20 (25) miljoen bij de Centrale Bank.
Het middelenbestand van de organisatie als geheel kwam
daarmee ultimo 1971 op f 12 396 (10 591) miljoen, als volgt
verdeeld over de onderdelen: Raiffeisenbanken f 12 219
(10 459) miljoen, Raiffeisenhypotheekbank f 37(12) miljoen
en de Centrale Bank f 140(120) miljoen.
Dienstverlening
De verkoop van reizen door onze banken heeft een zeer
snelle ontwikkeling doorgemaakt. Werden in 1970 7 000
reizen verkocht, in het verslagjaar waren dat er reeds 28 000.
Deze sterke groei is, naast de verbeterde samenwerking
met de tour-operators tot stand gekomen dank zij de
intensivering van onze activiteiten op dit gebied. Momen
teel wordt samengewerkt met een aantal tour-operators.
Op 1 275 kantoren van onze organisatie kan men thans
terecht voor het boeken van een vakantiereis. Op deze
kantoren heeft men speciaal daartoe opgeleide personeels
leden in dienst. In het begin van het lopende jaar werd
met de A.N.W.B. overeenstemming bereikt over de
verkoop van de Internationale Reis- en Kredietbrief via
onze organisatie. Ook kan men zich thans door bemidde
ling van onze organisatie laten inschrijven als lid van de
Grafiek5 Ontwikkeling middelen en kredietverlening
in miljoenen guldens, inclusief rente
middelen
kredietverlening
1800
1600
1400
1200
1000
800
600
400
200
1965 1967 1969 1971
21