financieringsproblemen bij grondoverdracht en
grondaankoop van daartoe te selecteren bedrijven,
te verminderen.
De medewerking van de overheid werd hierbij
noodzakelijk geacht; ook de 'Commissie Wellen' is deze
mening toegedaan.
Het areaal akkerbouwgewassen vertoonde in 1970 een
verdere teruggang. Dit was met name het geval bij de
met granen beteelde oppervlakten.
Doordat bovendien de opbrengst bij de zomertarwe
tegenviel, was de oogst kleiner dan normaal. Dit gold
eveneens voor de gehele E.E.G., zodat de prijzen zich
konden herstellen en de overtollige voorraden tot
normale proporties konden worden teruggebracht.
De prijzen van aardappelen daalden eind 1970 tot een
voor de telers teleurstellend niveau. Dit was mede een
gevolg van areaaluitbreiding van rond 10%, die
onder invloed van de bijzondere goede uitkomsten in
het voorafgaande oogstjaar tot stand kwam.
Hoewel de oppervlakte suikerbieten iets groter was dan
in 1969, bleef de suikerproduktie door de matige
opbrengsten toch achter. Voegt men hierbij de
kostenstijging, waarmee de ondernemers te maken
kregen, dan moet de conclusie luiden, dat ook in deze
sector de bedrijfsuitkomsten matig zullen zijn.
De Nederlandse melkproduktie nam in 1970 met
circa 3'/2 toe ten opzichte van het voorafgaande jaar.
In de gezamenlijke E.E.G.-landen bleef de produktie
onder het niveau van 1969. De toegenomen nationale
melkproduktie wordt voortgebracht door een steeds
kleiner wordend aantal bedrijven. In verband hiermee
is in de loop van 1970 het gemiddeld per bedrijf
aanwezige aantal melk- en kalfkoeien gestegen boven
de 16 stuks (gemiddeld 12 in 1966).
De Nederlandse varkenshouderij vertoonde in 1970
een krachtige expansie. Doordat ook in andere landen
de produktie van varkensvlees is toegenomen, daalden
de prijzen voor slachtvarkens welke in het begin van
1970 een hoog niveau bereikten geleidelijk naar
een niveau, dat nagenoeg overeenkomt met de kostprijs.
De gang van zaken in de legpluimveehouderij was
in 1970 bijzonder ongunstig. De gemiddelde marktprijs
voor consumptie-eieren lag ver beneden de kostprijs.
De omstandigheid, dat de meeste legpluimveehouders
hun produkten tegen een relatief gunstig gecontracteerde
prijs konden verkopen, geeft weinig reden de situatie
minder ernstig te zien dan ze in feite is. Dit mede
vanwege het feit, dat op het einde van het verslagjaar
de exportmogelijkheid goeddeels wegviel. Een aantal
landen, waaronder West-Duitsland, ging tot een
invoerstop over op grond van het uitbreken van
pseudo-vogelpest in ons land. De overheid trof
voorzieningen om een totale ineenstorting van de
eiermarkt te voorkomen. Doordat de pseudo-vogelpest
vrij snel werd bedwongen, was eind februari de uitvoer
van Nederlandse eieren weer mogelijk.
De produktie van slachtkuikens gaf in 1970 een
verdere toeneming te zien. Het prijsniveau bleef
nagenoeg constant tot september 1970, waarna de
prijzen begonnen af te brokkelen. In verband hiermede
moeten de kuikenmesters voor 1971 rekenen op een
duidelijk minder gunstige marktsituatie.
Tuinbouw
De positie van de Nederlandse tuinbouw is in sterke
mate afhankelijk van de ontwikkeling op de
exportmarkten. West-Duitsland neemt daarbij een
dominerende plaats in. Er is in de laatste jaren sprake
van een toenemende concurrentie op de afzetmarkten
van onze glasprodukten, in het bijzonder van de zijde
van zuid- en oosteuropese landen. Ook in het
verslagjaar was dit merkbaar. Genoemde landen
profiteren daarbij van belangrijke klimatologische
voordelen in de herfst en in de wintermaanden.
Bovendien zijn de produktiekosten in deze nog sterk
agrarisch georiënteerde landen lager. De Nederlandse
tuinbouwbedrijven bezitten echter in het algemeen een
voorsprong op teelttechnisch gebied en op het terrein
van de afzet. Bedoelde landen trachten hun achterstand
geleidelijk in te lopen. Zij maken daarbij mede gebruik
van door Nederlandse bedrijven geleverde kennis en
materialen (bijvoorbeeld glasopstanden, verwarmings
installaties, zaad en plantgoed). Tevens stimuleert de
overheid in die landen de vestiging van
tuinbouwbedrijven en de afzet door het beschikbaar
stellen van krediet tegen zeer lage rente en
gemakkelijke terugbetalingsvoorwaarden.
Het ligt dan ook in de verwachting, dat de produktie in
deze gebieden zal toenemen. Het gaat daarbij niet
alleen om de voorziening van de eigen markt, maar zeker
ook om de vergroting van de export. Vergeleken met de
toeneming van de Nederlandse export van
tuinbouwprodukten is die van de zuid- en oosteuropese
landen de laatste jaren nog van relatief bescheiden
omvang, doch wel storend voor de prijsvorming door
de toegepaste exportmethoden.
De bij export verkregen prijzen van de Nederlandse
kasprodukten vertonen de laatste jaren een stagnerend
en soms dalend verloop. Deze ontwikkeling werkte
ook door in de prijzen, die de kwekers voor hun
produkten ontvingen.
Deze ontwikkeling is mede toe te schrijven aan de
uitbreiding van de produktie in het eigen land.
De produktieuitbreiding is behalve door een
toeneming van het areaal, ook veroorzaakt door
verbetering van de produktiviteit. Niettegenstaande
deze verbetering bleven de bedrijven kampen met een
voortgaande stijging van de kosten. De hogere kosten
en de lagere verkoopprijzen hebben geleid tot een
teleurstellende ontwikkeling van de rentabiliteit in de
afgelopen jaren. Ook in het verslagjaar trad hierin geen
algemene verbetering op.
Deze ontwikkeling heeft in de tuinbouw geleid tot een
situatie waarbij door slechts 25 a 30 van de bedrijven
een relatief gunstig ondernemersinkomen wordt behaald.
Ongeveer 50 van de bedrijven bevindt zich in dit
opzicht in een middenpositie. Zij behalen een
toereikend inkomen voor privé-uitgaven en kunnen met
meer of minder moeite hun verplichtingen juist nakomen.
Versterking van de financiële positie is bij deze
categorie echter bijna niet mogelijk. Verdere aanpassing
van deze bedrijven is slechts mogelijk met een steeds
zwaarder wordende financiële belasting door
gebruikmaking van meer vreemd vermogen.
De resterende categorie bedrijven ondervindt in het
algemeen in toenemende mate financiële moeilijkheden.
Bedrijfsresultaten
tuinbouwbedrijven
(staand glas)
netto-overschot
per 100 kosten
Aalsmeer
rozen en/of anjers
Westland
groenten en bloemen
De Kring
voornamelijk groenten
35
30
- 5
1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970
15