Gang van zaken in de
organisatie
De gang van zaken in het verslagjaar wordt bij de
organisatie aangesloten banken, Centrale Bank
inclusief Stichting Spaarbank voor het Onderwijs,
Raiffeisenhypotheekbank N.V. gekenmerkt door:
toeneming van de kredietverlening met 18%;
toeneming van de toevertrouwde gelden met 15%;
sterke groei van het dienstenverkeer;
gunstige bedrijfsresultaten
Kredietverlening
Door het bedrijfsleven en door particulieren werd in het
verslagjaar wederom een grote kredietvraag uitge
oefend. Mede als gevolg van de kredietrestricties van
de Nederlandsche Bank konden de plaatselijke
Raiffeisenbanken niet volledig aan deze omvangrijke
vraag voldoen.
Het excedent in de kredietvraag kon echter ten dele
worden opgevangen met behulp van de Raiffeisen
hypotheekbank N.V.
Het uitstaande bedrag aan kredieten in rekening-courant
en aan leningen steeg met f 1.103 miljoen tot
7.305 miljoen. Deze stijging komt overeen met
18% van de debiteurenstand aan het
begin van het jaar. In 1969 steeg de kredietverlening
in totaliteit met f 906 miljoen, gelijk aan 17%.
Bij de aangesloten banken bedroeg de mutatie in de
kredietverlening 941 miljoen (780). De
stijging had zeer overwegend betrekking op vaste
leningen, namelijk f 849 miljoen (686).
De kredieten in rekening-courant namen met
f 92 miljoen toe (94).
Ook op de kredietverlening van de Centrale Bank
werd in het verslagjaar een sterk beroep gedaan.
Deze kredietverlening richt zich in het bijzonder op
agrarische coöperaties en andere agrarische bedrijven,
indien de kredietverleningscapaciteit van de plaatselijke
bank ontoereikend is om in de desbetreffende behoeften
te voorzien.
De toeneming van de kredietverlening bij de
Centrale Bank bedroeg f 150 miljoen (120).
Dit bedrag had voor f 42 miljoen (51)
betrekking op kredieten in rekening-courant en voor
108 miljoen (69) op leningen.
De Raiffeisenhypotheekbank N.V., die een aanvullende
financieringsfunctie voor de plaatselijke Raiffeisenbanken
heeft, in het bijzonder in de sector van de
niet-agrarische kredietverlening, maakte in het
verslagjaar een sterke groei door. Het
bedrag van de uitstaande hypothecaire leningen
steeg met f 12 miljoen van 14 miljoen ultimo 1969
tot 26 miljoen ultimo 1970. De mutatie in het
voorafgaande jaar bedroeg f 6 miljoen.
De kredietverlening van de organisatie kan
nader worden gespecificeerd aan de hand van de
gegevens met betrekking tot de nieuw verstrekte
leningen. Het niveau van de nieuwe verstrekkingen ge
meten naar bedragen lag ruim 25 boven dat van het
voorafgaande jaar. Het bereikte een totaalbedrag van
f 2,1 miljard, als volgt verdeeld naar hoofdgroepen van
kredietnemers:
Leningen in 1970
in miljoenen guldens Verstrekkingen Aflossingen Toeneming
Aangesloten banken Rfi1
Raiffeisenhypotheekbank 13 849
Centrale Raiffeisenbank 0r>0 ^2
222 114 108
2.096 1.127 969
22
agrarische bedrijven
niet-agrarische bedrijven
particulieren en overige
37%
23%
40%
opgenomen. Bij de kuikenmesterij bleef het bedrag van
de nieuwe leningen gelijk aan dat van het voorafgaande
jaar.
100%
In vergelijking met 1969 is in de onderlinge verhouding
geen verandering opgetreden.
Binnen de agrarische sector was de toeneming van de
kredietvraag bij de grondgebonden bedrijven
(akker- en weidebouw) matig. De moeilijke financiële
positie waarin vele ondernemers in deze
bedrijfssectoren verkeren, heeft aanleiding gegeven
tot grotere voorzichtigheid bij het doen van
investeringen.
Een uitzondering op deze tendens vormden
de zandgrondbedrijven, inclusief de gespecialiseerde
mesterijbedrijven.
De uitbreiding van de kredietverlening vond hier vooral
plaats in de varkens- en kalvermesterij. Ten behoeve
van de leghennensector werden eveneens meer leningen
Een belangrijke stijging van de kredietvraag kan
worden waargenomen bij de loonbedrijven.
In 1970 werd een bedrag verstrekt van 20 miljoen
tegen 14 miljoen in het voorafgaande jaar. Deze
ontwikkeling kan in verband worden gebracht met de
eerder genoemde terughoudendheid in het
investeringsgedrag bij de houders van grondgebonden
bedrijven. Deze ondernemers maken in toenemende mate
gebruik van de diensten van loonbedrijven en
werktuigencoöperaties.
In de gezamenlijke tuinbouwsectoren lagen de
verstrekkingen van de aangesloten banken 18% boven
het niveau van 1969.
Verstrekt werd f 106 miljoen tegen 89 miljoen in het
voorafgaande jaar. De toeneming richtte zich met name
Toeneming ieningbestand 1965-1970
Indices 1965 100
Particulieren
Niet-agrarische bedrijven
Agrarische bedrijven
400
300
200
100
1965 1966 1967 1968 1969 1970