land- en tuinbouw landbouw GEMIDDELDE KOOPPRIJZEN in guldens per ha. BOERDERIJEN LOS BOUWLAND LOS GRASLAND bron CBS algemeen Het landbouwbeleid in de E.E.G. heeft in 1969 weinig vooruitgang te zien gegeven. De devaluatie van de Franse frank heeft er zelfs toe geleid, dat voor verschil lende belangrijke agrarische produkten de door de E.E.G. vastgestelde gemeenschappelijke prijzen in Frank rijk niet meer worden toegepast. In Duitsland is na de revaluatie van de Duitse mark wel het principe van de gemeenschappelijke prijzen gehandhaafd, doch daarbij is besloten, dat voor de Duitse boeren het hieruit voort vloeiende nadeel gedurende een periode van vier jaren door middel van fiscale tegemoetkomingen alsmede door het verlenen van subsidies zal worden gecompenseerd. Nadien heeft de Europese Commissie in november 1969 een voorstel gelanceerd inzake het evenwicht van de landbouwmarkten. Met dit voorstel wordt beoogd te komen tot een beperking van de overheidsuitgaven welke verband houden met het Europese landbouw beleid. Voor de producenten van melk, graan en suiker zou dit voorstel evenwel leiden tot een gevoelige verlaging van hun inkomen. De landbouworganisaties hebben dan ook niet nagelaten krachtig te protesteren tegen dit voorstel inzake het evenwicht van de landbouwmarkten. In 1969 is wel het besluit genomen uitvoering te geven aan een Europese regeling inzake het toekennen van premies aan boeren, die de melkveehouderij gaan be ëindigen. Deze maatregel zal eerst in de loop van 1970 kunnen worden geëffectueerd. In december 1969 werd op de ministersconferentie van de E.E.G.-landen in beginsel overeenstemming bereikt 1967/68 1968/'69 8760 8680 8000 8140 6860 7180 over de financiering van het toekomstige landbouv - beleid. Dit besluit wordt gezien als een mogelijkheid o het gemeenschappelijke landbouwbeleid, dat in htï achterliggende jaar heeft gestagneerd, weer voortgan te doen vinden. Bovendien is in principe de mogelijkhei geopend voor de toetreding van nieuwe leden tot d E.E.G. Ook deze mogelijkheid kan naar men verwacf een bijdrage leveren tot oplossing van de moeilijkhede in de Europese landbouw. De problematiek inzake de financiering van landbouw bedrijven kwam in het afgelopen jaar in de publiciteit vooral door het verschijnen van het rapport van dr Werkgroep Grondfinanciering. Deze werkgroep, die in gezamenlijk overleg tussen he Landbouwschap en de beide centrale landbouwkrediet instellingen is gevormd, kreeg tot taak het financierings vraagstuk in de landbouw te bestuderen, voor zover dat betrekking heeft op de financiering van de produktie factor grond. Van het gepubliceerde rapport heeft vooral de aanbe veling om in Nederland over te gaan tot het oprichten van een z.g. grondbank de aandacht getrokken. De beide centrale landbouwkredietinstellingen hebben zich bereid verklaard mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan hun medewerking te verlenen aan het oprichten van een grondbank. Het Landbouwschap heeft in afwachting van een studie inzake het pachtvraagstuk nog geen definitief oordeel uitgesproken omtrent het al of niet wenselijk zijn van een grondbank. Uit een door het Landbouw-Economisch Instituut inge steld onderzoek aangaande de financiële positie van de Nederlandse landbouwbedrijven is gebleken, dat de sol vabiliteit van de onderzochte bedrijven dooreengenomen Tabel 2 nieuwe leningen verstrekt aan landbouwbedrijven (bedragen x 1 miljoen) akkerbouwbedrljven weidebedrijven gemengde en veredelingsbedrijven 1967 1.061 4.780 5.738 11.579 28,7 97,4 108,9 235,0 1968 1.247 5.265 5.606 12.118 41,8 118,5 111,7 272,0 1969 aantal bedragen aantal bedragen aantal bedragen 1.329 46,3 5.457 142,1 5.455 139,2 12.241 327,6 14 Tabel 3 samenstelling van het vreemd vermogen op lange termijn op eigenaarsbedrijven 1964 1967 familieleden 45% 40% landbouwkredietbanken 32% 39% overige kredietgevers 23% 21 samenstelling van het vreemd vermogen op lange termijn op gepachte bedrijven 1964 1967 familieleden landbouwkredietbanken overige kredietgevers 68% 27% 5% 59% 35% 6% gunstig kan worden genoemd. De totale bezittingen waren per balansdatum in het voorjaar van 1967 voor het grootste gedeelte gefinancierd met eigen vermogen. Bij de groepen eigendomsbedrijven varieerde dit van gemiddeld 70,6 in het Groninger kleigebied tot 85,8 in het zuidwestelijk kleigebied en bij de groepen pach ters van gemiddeld 70,7 in het zuidelijk zandgebied tot 87,9 in de Veenkoloniën. Voorts werd door het Landbouw-Economisch Instituut berekend dat het vreemde vermogen (afgezien van de privé schulden) op de eigendomsbedrijven gemiddeld voor bijna 85 bestond uit leningen op lange termijn en voor ruim 15% uit kortlopende bedrijfsschulden. Op de pachtbedrijven waren de leningen op lange termijn gemiddeld ruim 70 en de kortlopende bedrijfsschulden bijna 30 van het totale vreemde vermogen. De leningen op lange termijn bestonden voornamelijk uit schulden aan familieleden en uit schulden aan coöpera tieve landbouwkredietbanken. bedrijfstakken In de akkerbouw hadden de werkzaamheden dank zij de weersomstandigheden een vlot verloop. Een tegenvaller was in deze sector een periode van zware regenval in de maand augustus, waardoor vooral in het noorden van het land de graanoogst ernstige schade ondervond. Van overheidswege werd hieraan gelukkig tegemoet ge- Tabel 4 geproduceerde hoeveelheden (x 1000 ton) varkensvlees pluimveevlees eieren (levend gewicht) 1966 504 252 238 1967 540 286 210 1968 614 304 228 1969 616 345 251 15

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1969 | | pagina 8