economische ontwikkelhg
beeld van de zestiger jaren
Het einde van de zestiger jaren geeft ons aanleiding een
korte terugblik te werpen op enkele hoofdlijnen van de
ontwikkeling in deze periode. Dit korte tijdvak heeft geen
enkel levensterrein onberoerd gelaten. Het cultuur
patroon in zijn verschillende facetten heeft op indrin
gende wijze de invloed ondergaan van grote vorderingen
op het gebied van techniek, communicatie en organisatie.
In de afgelopen jaren is daardoor de grondslag gelegd
voor gewijzigde structuurvormen, ook in maatschappelijk
opzicht. Steeds scherper tekenen de contouren van
deze ontwikkeling zich af. In economisch opzicht staat
daarbij centraal het bereiken van een uiterste graad van
efficiency bij de voortbrenging van goederen en diensten
en de aanpassing van de bedrijven aan nieuwe produktie-
en afzetmogelijkheden. De zestiger jaren laten in dit
opzicht een duidelijk spoor achter zich.
De drang tot efficiencyverbetering is voornamelijk inge
geven door een tweetal impulsen: aanhoudende lasten
verzwaring en een grotere marktgevoeligheid.
De lastenverzwaring sproot voort uit een voortdurende
stijging van de loonsom, inclusief premies voor sociale
voorzieningen. Inflatie werd hierbij als begeleidend ver
schijnsel aanvaard.
Een grotere marktgevoeligheid is ontstaan door wijzi
gingen in het bestedingspatroon en door verscherping
van de concurrentie, nationaal en internationaal.
Beide impulsen hebben in samenhang met de technische
ontwikkeling grote stuwkracht gegeven aan de toepas
sing van produktiviteitsverhogende maatregelen.
Het resultaat van deze stuwende krachten is niet uitge
bleven. De zestiger jaren hebben dooreengenomen een
belangrijke economische groei te zien gegeven, welke
mede bevorderd is door de totstandkoming van een
gemeenschappelijke markt in de zes landen van de
E.E.G.
Het economische groeiproces is gepaard gegaan met
wijzigingen in de structuur van het bedrijfsleven. De
noodzaak tot toepassing van produktiviteitsbevorderende
maatregelen dwong in het algemeen tot schaalvergroting
en verhoging van de kapitaalintensiteit van de bedrijven.
De schaalvergroting is mede tot stand gekomen door
een groot aantal fusies en andere vormen van samen
werking tussen ondernemingen zowel binnen de eigen
landsgrenzen als met bedrijven in het buitenland.
Een keerzijde van de schaalvergroting is, dat zij hoge
eisen stelt aan organisatievermogen. Het management-
aspect is een beslissende factor in ons economisch
stelsel geworden. Intern binnen de bedrijven en extern
via onderwijs komt het treffen van voorzieningen om in
de behoefte aan organisatievermogen te voorzien, h( 3e
prioriteit toe.
Niet alle bedrijven en bedrijfssectoren hebben het rr d-
del van concentratie kunnen toepassen om tegenwu ht
te vinden tegen grotere markt- en prijsgevoeligheid. k et
name in de sectoren waar de persoonlijke ondernemin; s-
vorm een overheersende plaats inneemt het midden-
en kleinbedrijf is deze weg vaak moeilijk te volgen.
Toch gaat het in beweging zijnde structuurbeeld ook n at
aan deze bedrijfsgroepen voorbij. Er voltrekt zich 03-
leidelijk een scheidingslijn tussen de bedrijven wel e
beschikken over organisatievermogen en financiè e
weerstand om zich staande te houden, respectievelijk e
eigen positie te verbeteren, en de bedrijven welke ni t
in staat zijn de lastenverzwaring voldoende door pa -
sende maatregelen te compenseren.
Ook in de sectoren van de land- en tuinbouwbedrijven
is deze scheidingslijn steeds duidelijker te onderkenne
Opgemerkt moet worden dat de aanpassing in de: 3
sectoren op extra moeilijkheden stuit omdat vele b< -
drijven afhankelijk zijn van de voor de produktie b' -
schikbare grond.
Het proces van uitschakeling van onrendabele bedrijve 1
in de sectoren van de persoonlijke onderneming vraac
goede begeleiding van overheidswege. De bijzonder
marktpositie waarin deze bedrijfsgroepen zich bevinder
rechtvaardigt een sociale benadering van de zijde va
de gemeenschap .bij terugtreding van de ondernemer e'
eveneens een opbouwende economische begeleidinc
van de blijvers in hun streven naar aanpassing.
Hiervoor is meer nodig dan de beschikbaarstelling var
middelen uit ontwikkelings- en saneringsfondsen. He
gaat mede om het scheppen van een structureel kader
waarin de beide categorieën in de toekomst een bestaan
kunnen verwerven, respectievelijk handhaven.
Wat de toekomst betreft, mogen wij verwachten dat de
krachten welke in de zestiger jaren het economische
leven zijn vaart hebben gegeven, nog niet zijn uitgewerkt.
De toekomstige welvaartsontwikkeling zal in hoge mate
afhangen van de mate waarin door middel van techniek
en organisatie een verdere verhoging van de produkti-
viteit kan worden bewerkstelligd.
De realisering van toekomstige economische groei heeft
mede tot voorwaarde, dat de financieringsmiddelen voor
de toepassing van nieuwe investeringen in juiste omvang
en samenstelling ter beschikking komen. Daarvoor is
een gunstig spaarklimaat vereist.
Bijzondere aandacht vraagt in dit opzicht de beteugeling
van de inflatie. De hoge rentestand welke thans in een
groot deel van de wereld heerst, vormt een aanwijzing,
dat de liquiditeits- en vermogensvoorziening internatio-
10
Tabel 1
nationaal inkomen per hoofd en produktie van bedrijven
aandeel nijverheid in de nationale produktie van bedrijven
idem van landbouw, bosbouw en visserij
idem van dienstensector
(Bron C.B.S.)
naai onder ernstige spanning staat. Verlichting daarvan
is geboden ter handhaving van een evenwichtig groei
proces in de economie.
Een sterkere discipline mag worden gevraagd van allen
die bij het economisch krachtenveld, nationaal en inter
nationaal, leidinggevend zijn betrokken.
het verslagjaar
Grote economische bedrijvigheid stempelt het jaar 1969
tot een jaar van hoogconjunctuur, waarin de grenzen
van de industriële produktiecapaciteit en van de be
schikbare arbeidsreserve dicht werden benaderd. Toch
leidde het hoge niveau van de produktie niet tot een
evenredige stijging van het reële inkomen van de bevol
king. De oorzaak hiervan ligt in een belangrijke prijs
stijging van goederen en diensten, welke met name in
het begin van het jaar plaatsvond, mede als gevolg van
de invoering van de belastingheffing naar toegevoegde
waarde.
Deze ontwikkeling leidde tot de afkondiging van een
algemene prijzenbeschikking op 8 april, waarbij de
prijzen van roerende goederen en diensten werden be
vroren op het niveau van 14 maart 1969. Ook ging de
regering over tot schorsing van de resterende mogelijk
heid tot investeringsaftrek op bedrijfsmiddelen. Tege
lijkertijd verhoogde de Nederlandsche Bank haar dis
contotarieven.
Het geheel van maatregelen heeft een stabiliserende
uitwerking gehad op het prijsniveau. Steeg het prijs
indexcijfer van de gezinsconsumptie in de eerste vier
maanden van het jaar van 120,0 tot 127,3 (1964 100),
na april kwam deze stijging grotendeels tot stilstand. De
prijsstijging voor het gehele jaar bedroeg rond 71/2
Het stringente prijsbeleid kon in de loop van het jaar
stijg ings-
1959
1968
percentage
f 3.061
6.562
114%
3.061
4.512
47%
48%
49%
12%
8%
40%
43%
100%
100%
worden verzacht.
Het gunstige verloop van de industriële produktie is
mede toe te schrijven aan de vraag vanuit het buiten
land. De export steeg in waarde 19% ten opzichte van
het voorafgaande jaar.
Dit gegeven illustreert de grote expansiekracht welke
de Nederlandse economie bezit, een expansiekracht
welke overigens snel in betekenis zal verminderen, wan
neer niet tijdig de produktiecapaciteit door middel van
breedte- en diepte-investeringen wordt vergroot. De in
vesteringen in outillage van bedrijven namen in 1969 een
grote omvang aan. Verwacht mag worden, dat de stij
ging op jaarbasis 12% zal zijn. De overige bedrijfs
investeringen, met name die in gebouwen, bleven echter
ver bij 1968 ten achter. De intrekking van investerings
faciliteiten alsmede de schaarste op de kapitaalmarkt
zijn remmende factoren geweest voor de uitvoering van
investeringen met een trage vermogensomloop.
De sterk gestegen export werd in zijn uitwerking op de
betalingsbalans in belangrijke mate door het effect van
een hogere invoer gecompenseerd. Het stijgingspercen
tage hiervan bedroeg 18%.
Niettegenstaande een relatieve verbetering van het dek
kingspercentage van de invoer 91 tegen 90 in
1968 vertoonde de lopende rekening van de betalings
balans op transactiebasis een negatief saldo van 52
miljoen tegen een overschot in het voorafgaande jaar
van 253 miljoen.
geld- en kapitaalmarkt
De geld- en kapitaalmarkt hebben in 1969 onder grote
spanning gestaan door inflatoire krachten in het buiten
land en mede door onrust op de valutamarkten. Ook
de conjuncturele ontwikkeling in het eigen land heeft de
nationaal inkomen tegen marktprijzen per hoofd der bevolking
idem tegen vaste prijzen (1959 100)
11