Tabel 12 spreiding van kredietverlening naar sectoren 1959 1969 42% 38% 26% 29% 8% 15% 24% 18% agrarische bedrijven niet-agrarische bedrijven particulieren overigen te voorzien. Bij de verstrekking van leningen en kre dieten diende rekening te worden gehouden met de grenzen door de Nederlandsche Bank in het kader van haar monetair beleid gesteld. Vooral de toegestane ruimte voor korte kredietverlening aan de private sector gaf ons in het begin van het ver slagjaar ernstige zorg, omdat de limietstelling door de Nederlandsche Bank niet voldoende was afgestemd op de specifieke seizoenbehoeften welke in de organisatie aanwezig zijn. Ook de voor de eerste maanden van 1970 vastgestelde grenzen van de toelaatbare korte kredietverlening nopen tot grote terughoudendheid in de toekenning van nieuwe kredieten. Bijzondere aandacht vroeg in het afgelopen jaar de ont wikkeling van het rentepeil. Door stijging van de rente op creditrekeningen en de herhaalde verhoging van het discontotarief van de Nederlandsche Bank, moest ook de debetrente opnieuw op een hoger niveau worden ge bracht. Deze ontwikkeling vervult ons met zorg, omdat de draagkracht van vele kredietnemers'in het bijzonder bij de sectoren van het klein- en middenbedrijf binnen en buiten de landbouw een lastenverzwaring nauwe lijks toelaat. In voorgaande hoofdstukken is gewezen op de moeilijke positie waarin zich een groot deel van deze bedrijfsgroepen bevindt. De opvatting dat hogere rentetarieven in een inflatoir klimaat betrekkelijk gemak kelijk door het bedrijfsleven worden opgebracht is voor verschillende sectoren niet als juist aan te merken. De toeneming van de middelen was in 1969 zeer bevre digend. De aanwas van spaargelden naderde inclusief bijge schreven rente de 1 miljard terwijl de girale tegoe den met f 291 miljoen toenamen. De mutatie in de toevertrouwde middelen bedroeg in procenten van de stand per 1 januari 15,9% tegen 14,8% in het voorafgaande jaar. De gunstige ontwikkeling van de spaargelden in het eerste halfjaar heeft in belangrijke mate tot deze stijging bijgedragen. Ook de tegoeden op privérekeningen ver toonden in 1969 een stijging ten opzichte van 1968, name- Tabel 13 frequentietabel van de balanstotalen van de plaatselijke Raiffeisenbanken aantal banken balanstotaal x f 1 miljoen ultimo 1959 ultimo 1969 0- 1 1- 5 5-10 10-15 15 en hoger Als gevolg van fusies binnen de organisatie verminderde het aantal aangesloten banken 61 2 484 97 143 191 24 131 10 224 722 645 26 Tabel 14 mutatie in de toevertrouwde gelden (bedragen x f 1 miljoen) 1967 1968 1969 mutatie spaargelden 503 532 665 rente spaargelden 215 254 306 toeneming girale gelden 110 237 291 828 1023 1262 lijk 149 miljoen tegen 110 miljoen in het voorafgaande jaar. De samenstelling van de totale aanwas van middelen is weergegeven in tabel 14. De mutatie in de spaargelden bij de Raiffeisenbanken bedroeg 30 van de totale toeneming van het spaar tegoed (exclusief rente) bij het Nederlandse bankwezen. In het voorafgaande jaar was het aandeel van de Raif feisenbanken in de toeneming 26,4 Het uitstaande saldo op spaarrekeningen bij het ge zamenlijke bankwezen in ons land overschreed in 1969 30 miljard. Het aandeel van onze organisatie hierin bedroeg ultimo december exclusief rente ruim 7,5 miljard, of 24,8%. Zie tabel 15. Tegenover een stijging van de toevertrouwde gelden in 1969 van 16% stond een toeneming van de uitzet tingen in de vorm van kredieten en leningen van 17% ten opzichte van het uitstaande bedrag per 1 januari 1969. Het totaal der kredieten en leningen steeg met 875 miljoen tot 6 miljard. In de sector van de dienstverlening breidden de activi teiten zich in het verslagjaar verder uit. Besloten werd over te gaan tot het verlenen van service op reisgebied door bemiddeling te verlenen bij de verkoop van stan- daardreizen uitgaande van het Hotelplan. De getroffen voorbereidingen maakten het mogelijk dat met ingang van 1 januari 1970 deze nieuwe vorm van dienstver lening ter hand werd genomen bij 143 banken. De bemiddelingsactiviteit op assurantiegebied heeft zich in verheugende mate voortgezet. Het aantal aangesloten banken dat assurantiebemiddeling bedrijft, is in het ver slagjaar tot rond 500 gestegen. Een geleidelijke verdere stijging van dit aantal wordt verwacht. Veel aandacht is besteed aan het opvoeren van de assurantie-technische deskundigheid van functionarissen bij de aangesloten banken. In dit verband kan worden gewezen op het grote aantal medewerkers, dat een vakexamen behaalde en op Tabel 15 marktaandeel spaartegoeden (bedragen x 1 miljoen) ultimo 1968 in ultimo 1969 in Raiffeisenorganisatie 6.630 24,3 7.549 24,8 Boerenleenbankorganisatie 4.314 15,8 4.937 16,2 Rijkspostspaarbank 5.05C 18,6 5.377 17,7 Algemene spaarbanken 6.658 24,5 7.353 24,2 Handelsbanken en diversen 4.579 16,8 5.200 17,1 27.231 100,0 30.416 100,0 0 exclusief met handelsbanken gelieerde spaarbanken 27

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1969 | | pagina 14