de organisatie Tabel 10 nieuwe leningen verstrekt aan midden- en kleinbedrijf buiten de landbouw (bedragen x f 1 miljoen) 1967 1968 1969 aantal bedrag aantal bedrag aantal bedrag detailhandels- en ambachtsbedrijven 4.861 99 6.261 128 6.733 150 dienstverlenende en overige bedrijven 4.573 138 6.101 191 6.682 229 totaal 9.434 237 12.362 319 13.415 379 vloot als geheel blijft het voorlopig een probleem om bij de ontwikkeling van de visserijvloot van andere landen zijn positie te handhaven. Een belangrijk deel van de Nederlandse produktie is voor de export bestemd. Voorts wordt een deel van de invoer weer geëxporteerd. Tegenover een waarde aan aangevoerde vis van f 229 miljoen in 1968 en een import van ruim 114 miljoen stond een export van visproduk- ten van f 293 miljoen. Voor 1969 wordt de waarde van de visexport op f 320 miljoen gesteld. Nederland is in de E.E.G. het enige land met een duidelijk exportoverschot. Het is dan ook verheugend dat de importheffingen tussen de lidstaten per begin 1970 werden opgeheven. sterke investeringsdrang De eerder vermelde neiging tot rationalisatie en schaal vergroting en de wijziging van de verzorgingsstructuur hebben aanzienlijke investeringen meegebracht. Eén en ander heeft geleid tot een toenemend beroep op vreemde financiering. Dit blijkt onder meer uit de sterke toename van de gegarandeerde overheidskredieten. Deze stegen van f 185,5 miljoen in 1965 tot f 382,4 mil joen in 1968. Ook onze banken ontmoetten in de afgelopen jaren een toenemende financieringsvraag. Van het totale bedrag aan nieuw verstrekte leningen door de aangesloten banken ging in het verslagjaar f 379 miljoen of 25 naar deze groep bedrijven. Voor samenstelling zie tabel 10. Nu onze plaatselijke banken steeds intensiever betrok ken worden bij de financiering van persoonlijke onder nemingen buiten de landbouw wordt het als een groeiend gemis ondervonden dat zij van de veelheid van gega randeerde kredietvormen alleen het hypothecaire krediet kunnen toepassen. Mede in het belang van de ondernemingen zelf is het gewenst dat de inmiddels ingestelde Commissie Finan cieringsaangelegenheden Midden- en Kleinbedrijf aan dit vraagstuk aandacht schenkt. 24 terugblik Het laatste jaaroverzicht uit de zestiger jaren wordt ook in dit hoofdstuk ingeleid met een korte terugblik op de ontwikkeling van de organisatie in de laatste 10 jaren. In het bestek van het jaarverslag kan deze terugblik slechts summier zijn en alleen enkele hoofdpunten be vatten welke in deze periode naar voren springen. Op de voorgrond staat de stormachtige groei van mid delen en uitzettingen, verbreding van het dienstenassorti ment en de aanpassing in personeel en materieel opzicht aan de eisen van een nieuwe tijd. De grondslag voor de realisering van de expansieve ontwikkeling is in het verleden gelegd door de spreiding van een net van eenvoudige, zelfbestuurde en op de ontplooiing van de eigen gemeenschap gerichte coöpe ratieve banken in het grootste deel van ons land. Door samenbundeling van de gemeenschappelijke belangen van de plaatselijke banken in een centrale organisatie werd een voorwaarde vervuld voor het tot stand brengen van nieuwe activiteiten en voor de handhaving van een evenwichtig bancair beleid. De groei van de middelen, gemeten naar de ultimo- standen van december 1959 en december 1969 is weer gegeven in tabel 11 Opgemerkt moet worden, dat in deze cijfers een be langrijke geldontwaarding schuil gaat. Indien we de prijsstijging van consumptiegoederen als maatstaf nemen, kan de geldontwaarding op rond 34 worden becijferd. Bij reductie van deze factor is de reële toeneming van de tegoeden in de desbetreffende periode te stellen op 118,5%. Tegenover de middelengroei staat een parallelle ont wikkeling van de kredietverlening in rekening-courant en in de vorm van vaste leningen. In tabel 12 is de spreiding van de uitzettingen over verschillende sectoren weer gegeven naar de ultimostanden van 1959 en 1969. Op het terrein van de bankdiensten heeft zich in de zestiger jaren in de organisatie een grote evolutie voor gedaan, welke tot uitdrukking komt in een toeneming van het aantal krediet- en spaarvormen, in het invoeren van privérekeningen en in het verlenen van bemidde lingsdiensten op assurantiegebied, effectengebied, de- viezenverkeer en binnenlandse betalingsverkeer. Sinds 1 januari 1970 is deze reeks tevens uitgebreid tot het reisverkeer. De ontwikkeling is gepaard gegaan met interne organi satorische aanpassing en met externe verbreding van het werkgebied. Extern treedt de verbreding van het werkgebied op de voorgrond door de snelle uitbreiding van het aantal ves tigingen in nieuwe bevolkingskernen en in de grote ste den. Het aantal bedieningspunten nam in de afgelopen tien jaar toe van 1.078 tot 1.679. Een belangrijke indicator voor de wijzigingen in de organisatie vormt de toeneming van de balanstotalen bij de aangesloten banken. Zie tabel 13. Het ontwikkelingsbeeld, als hierboven in vogelvlucht weergegeven, heeft de volle inzet van besturen en func tionarissen van de organisatie gevraagd. De belangrijkste drijfveer voor deze inzet is gelegen in het besef, dat de uitoefening van het coöperatieve bank bedrijf ten dienste van de gemeenschap bijdraagt tot het welzijn van allen die deel van de gemeenschap uitmaken. het jaar 1969 De organisatie kan wederom terugzien op een gunstig jaar, waarin een ruime aanwas van middelen het moge lijk maakte in de gestegen vraag van kredietnemerszijde Tabel 11 ontwikkeling van de toevertrouwde gelden spaartegoeden tegoeden in rekening-courant, inclusief termijndeposito's totaal stijging van het totaal der tegoeden aandeel in de spaarmarkt (bedragen x f 1 miljoen) 1959 1969 f 2.385 f 7.855 385 1.318 f 2.770 9.173 231 25,7 24,8

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1969 | | pagina 13