tuinbouw
gingen gezien, die samenhingen met de algemene loonstijgingen en met het op
lopen van de rentevoet.
De oorzaken van de stijging van de kosten liggen overwegend buiten de landbouw.
Verwacht moet worden dat bij een verbetering van de conjunctuur in de toekomst
de stijging van de kosten in de agrarische sector zich zal voortzetten.
Een nagenoeg gelijkblijven van de opbrengstprijzen enerzijds en een verdere stijging
van de kosten anderzijds, leidt onvermijdelijk tot een daling van de rentabiliteit.
Reeds in het verleden was hiervan, zij het op bescheiden wijze, sprake, maar als
gevolg van de hierboven omschreven ontwikkeling zal deze tendens zich in de
toekomst versterkt kunnen voortzetten.
Dit roept de vraag op hoe de agrarische bedrijven zich tegen deze ontwikkeling te
weer kunnen stellen.
Zij kunnen zich op twee manieren aanpassen. Ten eerste kan men kostenbesparend
te werk gaan door dure arbeid door relatief goedkoper kapitaal te vervangen. Dit
is dan ook in het verleden veelvuldig toegepast. Indien echter de vrijgekomen arbeid
geen andere aanwendingsmogelijkheid heeft en dat komt op vele kleine bedrijven
voor werkt de mechanisatie lastenverzwarend. Op grotere bedrijven zijn nog
mogelijkheden om de kansen die de mechanisatie biedt, beter te benutten door een
meer efficiënt gebruik van het werktuigenpark.
Het meer gezamenlijk gebruiken van werktuigen en inschakeling van de loonwerker
bieden hiervoor mogelijkheden.
De tweede mogelijkheid van aanpassing van het bedrijf is gelegen in het opvoeren
van de produktie, waardoor de vaste kosten over meer voortbrengselen verdeeld
kunnen worden.
Het opvoeren van de produktie kan bij de aan grond gebonden landbouw door
vergroting van de bedrijfsoppervlakte, een verhoogd kunstmestgebruik of een inten
siever bouwplan plaatsvinden. Bij de niet aan grond gebonden landbouw zoekt men
de oplossing in het vergroten van de eenheden varkens en kippen. Het vertragen
van de bevolkingsgroei in West-Europa maakt het echter twijfelachtig of voor een
zich steeds uitbreidende veredelingsproduktie een markt kan worden gevonden.
Door de bedrijfsvergroting vindt een herstructurering plaats binnen de agrarische
bedrijfstak, waarbij kleinere bedrijven plaats maken voor een geringer aantai grotere
eenheden. Het proces van bedrijfsvergroting is in de veredelingssectoren verge
vorderd en is bij de aan grond gebonden landbouw op gang gekomen. De toekomst
is aan de bedrijven met een voldoende aanpassingsvermogen. Daarop zal een goede
ondernemer, die zowel financier is van een belangrijk gedeelte van het in het bedrijf
geïnvesteerde vermogen, als leverancier van een gedeelte van, of de gehele arbeid,
onontbeerlijk zijn om het aanpassingsproces te begeleiden.
bedrijfstakken De groeiomstandigheden waren in het verslagjaar gunstig. Mede hierdoor werden
van verschillende akkerbouwprodukten, met name van granen, zeer grote oogsten
binnengehaald. Dit leidde tot overvoerde markten en lagere prijzen.
De hakvruchten bieten en aardappels leverden goede oogsten op. Voor con
sumptieaardappels bestonden afzetmoeilijkheden, omdat ook in onze buitenlandse
afzetgebieden grote opbrengsten werden gerealiseerd; de prijzen waren bijzonder
laag. Alleen op de droogtegevoelige zandgronden vielen de oogsten tegen.
De weidebedrijven hebben van het gunstige weer geprofiteerd, waardoor de hooi
oogst in het algemeen goed kan worden genoemd. Door vergroting van veestapel
en door een verhoging van de melkgift per koe is de melkproduktie met 4 a 5%
toegenomen.
Het voorjaar van 1967 bracht opnieuw een epidemie van mond- en klauwzeer over
ons land. Hierdoor kwam de export van levend vee en vers vlees stil te liggen.
Daarna deed de hormonenaffaire de export van het vette kalfsvlees stagneren. In
deze tak van de veredelingslandbouw zijn zeer ernstige, soms zelfs onherstelbare
verliezen geleden.
De export van varkensvlees heeft zich na de mond- en klauwzeerperiode goed
hersteld. Mede als gevolg van het wegvallen van de intraheffingen in het midden
van het jaar en de invoering van de restitutie van betaalde omzetbelasting op in het
produkt verwerkt voer is de Nederlandse concurrentiepositie verbeterd.
Reeds aan het einde van het vorige verslagjaar doemde het beeld van overproduktie
bij de slachtkuikens op. Ondanks dat is de uitbreiding van de produktie in de eerste
helft van dit verslagjaar nog in versneld tempo doorgegaan, waardoor de afzet-
problemen zijn toegenomen. De totstandkoming van de vrije markt en een stagneren
van de uitbreidingen in het derde kwartaal leken ertoe te leiden dat de situatie zich
verbeterde. Door de grote terugslag in de consumptie door de zogenaamde
salmonella-affaire, vooral in West-Duitsland, namen de moeilijkheden echter weer
toe, zodat het Produktschap voor Pluimvee en Eieren, voor een periode van enkele
weken, een inlegverbod van broedeieren voor slachtkuikens uitvaardigde.
Aan het teruglopen van de eierproduktie komt zo langzamerhand een einde. Gemid
deld vielen de eierprijzen niet mee, behalve voor hen, die hun produktietop na
augustus hadden.
In de eiersector valt ook een steeds sterkere ontwikkeling naar grotere bedrijfs-
eenheden waar te nemen. De invoer van kippeëieren uit België nam dit verslagjaar
toe. Het ondervinden van concurrentie op de eigen markt is de keerzijde van de
E.E.G.-medaille, die ons een gemakkelijker toegang tot de markt in de partnerlanden
opleverde.
algemeen Na jaren van grote bloei is het met de groenteteelt onder glas, te beginnen met
1965, bergafwaarts gegaan. De uitstekende resultaten, die tot 1964 zijn behaald,
inspireerden velen een tuinbouwbedrijf te beginnen en bestaande tuinders hun
bedrijf uit te breiden. De produktie is hierdoor zeer snel toegenomen; sneller dan
de vraag.
Als gevolg van deze ontwikkeling daalden de prijzen en daarmee de rentabiliteit
van de bedrijven. Bovendien bleven de kosten stijgen. Bedrijven die niet tegen de
laagste kostprijs konden produceren, of die te hoge financiële verplichtingen zijn
aangegaan mede als gevolg van het anticiperen op toekomstige winsten ge
raakten hierdoor in moeilijkheden. De moderne bedrijfsvoering stelt ook hoge eisen
aan het ondernemerschap, waaraan niet iedere tuinder blijkt te kunnen voldoen.
Al deze oorzaken zijn van structurele aard. Zij zijn aan het licht gekomen door de
moeilijke afzetpositie, waarin de groenteteelt onder glas zich bevindt.
Anders dan bij de moeilijkheden van voor de laatste oorlog betekent voortzetting
van de zwakke bedrijven nu een uitbreiding van hun schuldpositie, omdat vooraf
gaande aan een oogst op een verwarmd glasbedrijf veel kosten moeten worden
gemaakt voor olie, kunstmest, plantgoed en andere bedrijfsbenodigdheden.
De structureel zwakke bedrijven kunnen deze schuldverzwaring niet dragen, omdat
hierdoor nog eens een extra aanslag op de rentabiliteit wordt gepleegd. Ook een
verder uitstel van aflosssings- en renteverplichtingen kan hier geen oplossing
brengen, omdat de bedrijfseconomische basis en daardoor de kredietwaardigheid
reeds te veel verzwakt is. Het voortzetten van deze bedrijven in de hoop dat later
de afzetsituatie gunstiger zal worden, is niet reëel, omdat de daarmee noodzake
lijkerwijs gepaard gaande verdere financiering de ondernemer slechts in staat stelt
zijn verlies te financieren.
Vrijwillige bedrijfsbeëindiging is in veel van deze gevallen de beste oplossing.
Hopelijk zal de nieuwe beëindigingsregeling van het Ontwikkelings- en Sanerings- 15