de organisatie
De groei van de organisatie vond ook in 1967 in velerlei opzicht voortgang. Ge
meten aan de omvang van de toevertrouwde middelen kan het groeicijfer worden
gesteld op 13,7% tegen 12,0% als gemiddelde van drie voorafgaande jaren.
De middelentoeneming vond plaats zowel in de sector van de spaargelden als in
die van de girale gelden. De totale aanwas van f 825 miljoen was als volgt samen
gesteld:
1967
inlegoverschot spaargelden 504
bijboeking rente spaargelden 213
toeneming girale gelden 108
825
Het totaal van de toevertrouwde middelen kwam door deze aanwas op 6,8 miljard.
Mede door de gunstige ontwikkeling van de toevertrouwde gelden kon ook aan de
kredietverlening in het afgelopen jaar verdere uitbreiding worden gegeven. De voor
schot- en kredietverlening van aangesloten banken en Centrale Bank steeg in totaal
met 625,5 miljoen tot 4.476,0 miljoen. In 1966 bedroeg de toeneming 507,5 mil
joen.
De conjuncturele aanpassing in 1967 heeft geleid tot een minder grote spanning
tussen de groei van de middelen en de vraag naar kredieten en voorschotten. Moest
in voorgaande jaren mede onder invloed van kredietbeperkende maatregelen van
de Nederlandsche Bank strikte matiging worden betracht in het doen van uitzet
tingen, in het afgelopen jaar kon het evenwicht tussen middelen en uitzettingen op
meer natuurlijke wijze worden bewaard.
In het verslagjaar werd, evenals in voorgaande jaren, grote uitbreiding gegeven
aan het net van vestigingen. Het aantal vestigingspunten nam met 60 nieuwe kan
toren en 20 zittingspunten toe tot in totaal 1.507. Het aantal kantoren kwam hiermee
op 1.048 en het aantal zitingspunten op 459.
Hoewel het aantal vestigingen een nieuwe uitbreiding onderging, daalde het aantal
aangesloten banken met 6 tot 660. Deze daling is voortgekomen uit fusionering van
banken binnen de organisatie.
In het verslagjaar kwamen 7 fusies tot stand, waarbij 14 aangesloten banken be
trokken waren. Ook waren er enkele fusies waarbij zelfstandige spaarbanken sa
mengingen met plaatselijke raiffeisenbanken. Te Bergen op Zoom werd een nieuwe
bank opgericht.
De verdergaande concentratie in de organisatie heeft als achtergrond een verbete
ring van de efficiency en verruiming van de financierings- en dienstverlenende taken
van de banken. Het bevordert de totstandkoming van grotere eenheden die in som
mige werkgebieden nodig zijn.
Niet alleen door fusionering is in de loop der jaren een schaalvergroting binnen de
organisatie opgetreden. Meer nog door de middelenstijging is de gemiddelde grootte
van de aangesloten banken sterk toegenomen.
Gemiddeld balanstotaal van de aangesloten banken
1950 f 1,8 miljoen
1960 4,5 miljoen
1967 10,8 miljoen
1966 (x f 1 miljoen)
353
172
63
588
22
De huisvesting van de aangesloten banken vroeg ook in 1967 weer grote aandacht.
Door de groei van de banken en de uitbreiding van werkzaamheden is er voort
durend behoefte aan vergroting en vernieuwing van bankgebouwen en aanpassing
van de inrichting. Het aantal gereedgekomen bouwprojecten kwam in het verslagjaar
op 81 tegen 53 in 1966.
in de groeiende behoefte aan kadervorming en aan voorlichting van bestuurders en
personeel werd in het verslagjaar op diverse wijzen voorzien. In werkbijeenkomsten
met bestuurders en directeuren van aangesloten banken werd het Rapport-1966 van
de Structuurcommissie toegelicht en besproken. Een aanvang werd gemaakt met
het houden van gerichte studiedagen voor bestuurders, dit in samenwerking met de
Instituten voor Landbouwcoöperatie in de provincie. De eerste cyclus van studie
dagen voor medewerkers van de banken, welke in 1966 werd begonnen, kon in 1967
worden afgesloten. Kadervorming vond verder plaats door middel van de Raiffeisen-
cursus voor aankomend leidinggevend personeel.
De voor- en najaarsringvergaderingen ter bespreking van het beleid in de organi
satie zijn wederom van groot belang gebleken voor de communicatie in de orga
nisatie.
Wat het brede terrein van de dienstverlening betreft, dient melding gemaakt te wor
den van de invoering van de persoonlijke raiffeisenlening tot een maximumbedrag
van 5.000,met een looptijd variërende van 6 tot 24 maanden.
Ook verleent een toenemend aantal banken bemiddeling op verzekeringsgebied.
Dit aantal is in 1967 tot 400 gestegen.
Verder zijn nieuwe stimulansen gegeven voor gebruikmaking van privérekeningen.
Het aantal privérekeningen is in het verslagjaar toegenomen van ruim 22.000 tot
104.000. Het gemiddelde tegoed van de rekeningen bedroeg aan het einde van de
maand december 1967 f 656,50.
Voor het verzorgen van girale salarisbetalingen als onderdeel van het servicepakket
van onze banken is het van belang te beschikken over een groot net van kantoren,
alsmede over ruime openingstijden en een goede loketaccommodatie. In het ver
slagjaar werd aan deze eisen veel aandacht besteed.
In verband met het snei toenemende rekening-courantverkeer vindt toepassing van
elektronische apparatuur voor de administratieve verwerking steeds meer ingang.
De oprichting van de N.V. Bankgirocentrale mede door onze organisatie vormt daar
van een bewijs, alsook de voortschrijdende automatisering in het eigen verband.
Behalve grote delen van de administratie van de Centrale Bank zijn inmiddels de
boekhoudingen van een veertigtal aangesloten banken goeddeels geautomatiseerd.
Daarnaast wordt voortgegaan met het mechaniseren van de administratie bij aan
gesloten banken. Een 70-tal banken was daar in het afgelopen jaar bij betrokken.
Op de veelzijdige adviserende functie van de Centrale Bank werd wederom een
groot beroep gedaan. Mede hierdoor hebben de plaatselijke banken een antwoord
weten te geven op de vele vragen die de uitoefening van het moderne bankbedrijf
aan hen stelt.
Met als doel het treffen van voorzieningen van sociale aard ten behoeve van perso
neel en oud-personeel van de aangesloten banken is in het verslagjaar de Stichting
Hulp Personeel Raiffeisen in het leven geroepen. De stichting tracht haar doel te
bereiken door collectieve verzekeringen af te sluiten of te doen afsluiten en door
financiële bijstand te verlenen in geval van nood.
spaargeldbeweging De aangesloten banken boekten in het verslagjaar een spaaroverschot (excl. rente
bijschrijving) van 503,7 miljoen. In 1966 bedroeg het verschil tussen inlagen en
terugbetalingen f 352,9 miljoen. Uitgedrukt in procenten van het spaartegoed per
1 januari kwam het spaaroverschot in 1967 op 9,4%, tegen 7,3% in 1966 en 9,1
in 1965.