centrale bank tegoeden van aangesloten banken en anderen kredietbedrijf liquiditeiten en beleggingen resultaat nieuwbouw De creditgelden van de Centrale Bank namen in het verslagjaar met f 138,1 miljoen toe tot in totaal f 2.572,9 miljoen. Deze toeneming bleef sterk achter bij die van het voorafgaande jaar, welke 397,2 miljoen bedroeg. De oorzaak van deze ontwikkeling ligt in een relatief hoog uitzettingsniveau van de aangesloten banken. De creditsaldi in rekening-courant en de termijndeposito's bij de Centrale Bank wor den in hoofdzaak door de aangesloten banken aangehouden. De tegoeden van deze banken bedroegen op 31 december 1966 2.342,2 miljoen, tegen 2.204,3 miljoen per 31 december 1965. Het tegoed van de Stichting Spaarbank van de Centrale Bank beliep aan het einde van het jaar f 19,8 miljoen, tegen f 18,7 miljoen ultimo 1965. De verstrekking van kredieten in rekening-courant aan landbouworganisaties steeg ten opzichte van 31 december 1965 met f 20,8 miljoen tot 142,8 miljoen. In het voorafgaande jaar daalde deze categorie uitzettingen met f 19,3 miljoen. Ook de uitstaande leningen aan landbouworganisaties namen in het verslagjaar toe. Per 31 december 1966 beliepen deze f 271,2 miljoen tegen 249,1 miljoen ultimo 1965, hetgeen een toeneming van f 22,1 miljoen betekent. Het totaal van de uitzettingen aan landbouworganisaties is in het verslagjaar der halve met 42,9 miljoen toegenomen. Het bedrag van de hypothecaire voorschotten aan particulieren overwegend agrarische ondernemers behorende tot de eigen kring van de aangesloten banken nam met 25,2 miljoen (vorig jaar 35,4 miljoen) toe tot in totaal 159,0 miljoen per 31 december 1966. De totale krediet- en voorschotverlening van de Centrale Bank aan de agrarische sector bedroeg aan het einde van het verslagjaar 573,0 miljoen tegen 504,9 mil joen per 31 december 1965. Ook in het afgelopen jaar werd door enkele aangesloten banken een beroep op kredietverlening door de Centrale Bank gedaan in verband met de voorziening in de kredietbehoefte van de eigen kring. Aan het einde van het jaar was de gezamenlijke debetstand van een vijftal banken f 1,0 miljoen. De beleggingen op korte termijn namen in het verslagjaar af met f 13,8 miljoen tot 652,0 miljoen. Hiervan was op 31 december 1966 488,5 miljoen belegd in schat- kistpapier. De beleggingen op lange termijn namen toe met f 45,2 miljoen tot f 963,4 miljoen. De effectenportefeuille nam af met f 7,4 miljoen tot f 297,3 miljoen. Het resultaat over 1966, zoals dit uit de verlies- en winstrekening blijkt, stemt tot tevredenheid. Tegenover een stijging van de rentebaten met f 4,3 miljoen en van de provisie met f 0,2 miljoen, staat een stijging van de onkosten met 0,9 miljoen. Na aftrek van de kosten van verbetering van de pensioenvoorziening, de gebruike lijke afschrijvingen, een dotatie aan de reserve voor bijzondere bedrijfsrisico's en de belastingvoorziening, resteert een winstsaldo van 6,7 miljoen (vorig jaar 5,7 miljoen), te verhogen met 0,3 miljoen onverdeelde winst van het vorige boekjaar. Indien de winstbestemming, zoals deze door het Bestuur wordt voorgesteld, wordt goedgekeurd, zullen de open reserves met 6,5 miljoen toenemen tot een bedrag van 50,7 miljoen. In het verslagjaar werd begonnen met de uitbreiding van het kantoorgebouw te Utrecht.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1966 | | pagina 13