uitzettingen in eigen kring
Omtrent het spaarverloop van de aangesloten banken per provincie verschaft het
onderstaand overzicht een beeld:
spaarcijfers in 1965 per provincie
Saldo Saldo Toeneming
1-1-1965 31-12-1965 1965
(x 1 miljoen)
Groningen
259,2
274,2
15,0
Friesland
429,7
477,5
47,8
Drenthe
321,4
355,7
34,3
Overijssel
449,6
494,6
45,0
Gelderland
790,6
856,2
65,6
Utrecht
236,1
263,6
27,5
Noord-Holland
612,6
666,3
53,7
Zuid-Holland
823,2
901,6
78,4
Zeeland
312,3
330,8
18,5
Noord-Brabant
62,0
69,0
7,0
4.296,7
4.689,5
392,8
Toeneming
Toeneming
Toenemi
1963 in
1964 in
1965 in
saldo
saldo
saldo
1-1-1963
1-1-1964
1-1-1965
10,3
6,9
5,8
9,0
9,6
11,1
10,8
9,5
10,7
12,7
11.7
10,0
13,4
8,9
8,3
14,0
11,6
11,6
12,0
8,7
8,8
11,7
7,9
9,5
10,6
5,6
5,9
12,8
11,0
11,3
11,8
8,9
9,1
Uit dit overzicht blijkt, dat de provincies Groningen en Zeeland belangrijk bij de
gemiddelde stijging achterbleven. Ook in 1964 was dit het geval. Utrecht, Noord-
Brabant en Friesland kwamen daarentegen flink boven het gemiddelde uit. Hoewel
e toeneming van de spaargelden in guldens gemeten het record van 1963 over
trof, blijkt dat relatief gezien de stijging bij 1963 ten achter bleef- 9 1 in 1965
tegen 11,8 twee jaar voordien.
De concurrentieverhoudingen op de spaarmarkt behielden in het verslagjaar een
scherp karakter. Mede door de grote kapitaalvraag in ons land, onder meer tot
uitdrukking komende in een grote emissieactiviteit op de beurs de obliqatie
emissies overschreden het bedrag van f 2 miljard, hetgeen een toeneming van
ruim 50% ten opzichte van 1964 betekende - werd de spaarmarkt intensief be
dden belan9Ste"in9 riChtte Z'Ch daarb,J in het b'j20nder op de termijnspaar-
Het tegoed op termijnspaarrekeningen bij de aangesloten banken steeg in het
afgelopen jaar met 161,8 miljoen tot f 824,6 miljoen.
De termijnspaargelden maakten aan het einde van het jaar 17% uit van het totale
spaartegoed bij de plaatselijke banken.
Bij een groepering van de banken naar de mate van verstedelijking was de her
komst van de spaargelden zoals hieronder is aangegeven.
Opgemerkt dient te worden dat de plattelandsbesparingen niet vereenzelvigd kun-
nen worden met de agrarische besparingen.
Aandeel in het totale
Aandeel in spaaroverschot bedrag der ,beSpari„aen bij
de aangesloten banken
1963
1964
1965
1963
1964
1965
Platteland
Semi-stedelijke
51.6%
52,8
54,5
57,0
56,5
56,3
sfeer
Stedelijke
25,4%
25,9
24,0
22.8
23,1
23,2
sfeer
23,0
21,3%
21,5%
20,2
20,4%
20,5
100,0%
100,0
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Een in het verslagjaar ingesteld spaaronderzoek bij de aangesloten banken heeft
uitgewezen, dat van het totaal der besparingen nog 46% van agrarische herkomst
is. Het begrip „agrarische herkomst" is daarbij breed genomen, namelijk inclusief
de agrarische handel en industrie.
Opnieuw is geconstateerd dat het aandeel van de agrarische besparingen geleide
lijk terugloopt.
Het aantal spaarrekeningen bereikte in het verslagjaar volgens voorlopige gege
vens de mijlpaal van twee miljoen. Het gemiddelde tegoed per spaarbankboekje
steeg van f 2.324,— in 1964 tot 2.418,— in 1965.
Uit het ingestelde interne spaaronderzoek kwam naar voren, dat per 31 december
1964 op 64% van het totaal aantal spaarrekeningen een spaartegoed aanwezig
was van minder dan f 1.000,—. Bij 30% van de rekeningen lag het tegoed tussen
f 1.000,— en f 10.000,—, terwijl bij 6% een saldo uitstond van meer dan
f 10.000,—.
De gemiddelde verblijfsduur van de spaartegoeden bleef in het verslagjaar ruim
twee jaar. De omloopsnelheid vertoonde echter in het laatste kwartaal een tendens
tot stijgen. De oorzaak daarvan schuilde in verhoogde opvragingen voor beste
dingsdoeleinden in anticipatie op de voor 1966 verwachte prijsverhogingen als
gevolg van belastingmaatregelen. Voor geheel 1965 lag de omloopsnelheid op
0,466 tegen 0,462 in 1964.
Het aandeel van het spaaroverschot van Centrale Bank en aangesloten banken te
zamen in het totaal van de spaargeldaanwas bij de gezamenlijke spaarinstellingen
in Nederland bedroeg in het verslagjaar 27,2% tegen 22,9% in 1964.
De creditsaldi in rekening-courant stegen bij de aangesloten banken met f 82,7
miljoen tot f 594,2 miljoen. In het voorafgaande jaar bedroeg de toeneming 65,9
miljoen.
Verdeling van de saldi bij groepering van de banken naar urbanisatiegraad geeft
het volgende beeld [bedragen x 1 miljoen)-
31 december 1963
31 december 1964
31 december 1965
Platteland
272,2 61,1
312,9 61,2%)
350,5 59,0
Semi-stedelijke sfeer
104,2 23,4%)
120,4 23,5%)
147,5 24,8%)
Stedelijke sfeer
69,2 15,5%)
73,2 15,3%)
96,2 16,2%)
445,6 (100,0%)
511,5 (100,0%)
594,2 (100,0%)
Van de zijde van de ledenkring werd wederom een grote vraag naar voorschotten
en kredieten uitgeoefend. De aangesloten banken waren in staat in deze vraag
te voorzien.
In vergelijking met het jaar 1964 kan in 1965 worden gesproken van een meer even
wichtig uitzettingsbeleid. Een wezenlijk bestanddeel van de aanwas van de toever
trouwde middelen kon worden aangewend ter versterking van de liquiditeitspositie
van de banken. Met uitzondering van de eerste maand van het jaar, is de orga
nisatie niet genoodzaakt geweest een renteloos deposito bij de Nederlandsche
Bank aan te houden.
De dispensatieregeling werd met ingang van november 1965 op enkele punten ver
ruimd. Nochtans bleef het gewenst bij de verstrekking van kredieten en leningen
de nodige beperking op te leggen, zulks in verband met de schaarste op de kapi
taalmarkt en de kredietbeperkende bepalingen van de Nederlandsche Bank.
Door deze zelfbeperking heeft de organisatie wederom een bevredigende liquidi-
teitspositie kunnen opbouwen.
Bij de financiering van de eigen kring namen ook de middenstandsbedrijven weer