aangesloten banken toevertrouwde gelden - financiering van De gegevens, nodig voor het verkrijgen van een totaalbeeld van de financiering agrarische bedrijven van de land- en tuinbouwbedrijven in ons land, werden door het Landbouw-Econo- misch instituut verzameld en bewerkt. Uit een voorlopig onderzoek kan worden opgemaakt, dat in het algemeen gesproken de financieringsstructuur zowel bij eigenaarsbedrijven als bij pachtbedrijven in de sectoren weide- en akkerbouw en gemengd bedrijf aan het einde van het boekjaar 1964/1965 bevredigend was. Het eigen vermogen en het op lange termijn aangetrokken vreemde vermogen voor zagen gemiddeld genomen ruimschoots in de financieringsbehoeften van langdurige aard. Het korte krediet behoefde niet te worden aangewend voor de financiering van duurzame investeringen. Ook was de gemiddelde schuldenlast niet van zo danige omvang dat van een ongunstige vermogensverhouding moest worden ge- sproken. Het beeld van de financiering van de agrarische bedrijven mag met deze algemene gegevens niet volledig worden geacht. Nauwgezette bestudering is nodig van de eerlang ter beschikking komende L.E.I.-gegevens betreffende de financierings situatie bij afzonderlijke bedrijfscategorieën. Wij denken daarbij in het bijzonder aan de onderscheiding oude en jonge bedrijven en bedrijven vóór, respectievelijk na structurele aanpassing. De krediet- en voorschotverlening door de aangesloten banken en de Centrale Bank tezamen, met betrekking tot de agrarische bedrijven nam in het verslagjaar per saldo met f 173 miljoen toe. De stijging voltrok zich in hoofdzaak in de sfeer van het particuliere land- en tuinbouwbedrijf. Voor zover uit deze gestegen krediet en voorschotverlening een hogere schuldenlast bij de desbetreffende bedrijven resulteerde, bleek deze in het algemeen te staan tegenover nieuwe investeringen en waardestijging van vaste bedrijfsactiva. Bij de financiering van landbouwcoöperaties trad in het verslagjaar een verschui- ving op van rekening-courantkrediet naar leningen. agrarische financiering (bedragen x 1 miljoen) Voorschotten particuliere bedrijven Leningen landbouwcoöperaties Debetsaldi in rekening-courant particuliere bedrijven landbouwcoöperaties Uitstaand bedrag per 31-12-1964 31-12-1965 mutaties 1965 818 964 146 381 421 O T 179 197 18 279 248 31 1-657 1.830 173 14 De spaargelden en de creditsaldi in rekening-courant bij de aangesloten banken namen in het afgelopen jaar toe met in totaal 621,4 miljoen (inclusief bijgeschre ven rente in de spaarbank). Dit betekent een stijging ten opzichte van de stand aan het begin van het jaar van 12,9%. Aan het einde van het jaar bestond het totale bedrag van de toevertrouwde gelden bij de aangesloten banken uit f 4.835,4 miljoen spaargelden en f 594,2 miljoen creditsaldi in rekening-courant. De inlagen in de spaarbank overtroffen de terugbetalingen met 392,8 miljoen (in 1964 f 339,5 miljoen), Het record van 1963 werd hiermee juist overtroffen; het ver schil is 0,9 miljoen. Tezamen met de bijgeboekte rente over 1965 ad f 145,9 miljoen bedroeg de totale toeneming van de spaartegoeden bij de aangesloten ban ken f 538,7 miljoen. Het patroon van de spaargeldbeweging was onregelmatig. Afgezien van de sei zoenbeweging werden in de maanden juli, augustus en oktober hoge overschotten geboekt tegenover een duidelijke teruggang van de spaaractiviteiten in de laatste ken 538,7 miljoen. spaarbeweging bij de aangesloten banken per maand (bedragen x f 1 miljoen) 1964 1965 Inlagen Terug Spaarverschil Terug Spaarverschil Maand betalingen betalingen januari 194,4 156,4 38,0 204,3 173,4 30,9 februari 157,9 132,6 25,3 183,5 151,9 31,6 maart 150,7 146,2 4,5 189,7 172,7 17,0 april 156,5 170,4 13,9 177,2 190,3 13,1 mei 183,9 146,7 37,2 204,8 167,9 36,9 juni 174,7 151,5 23,2 190,1 163,0 27,1 juli 199,4 150,3 49,1 233,4 163,0 70,4 augustus 167,9 130,5 37,4 203,7 140,3 63,4 september 174,0 141,0 33,0 191,1 157,2 33,9 oktober 194,3 157,9 36,4 220,0 168,0 52,0 november 199,3 148,1 51,2 226,8 177,8 49,0 december 212,8 194,7 18,1 237,9 244,2 S.3 2.165,8 1.826,3 353,4 13,9 2.462,5 2.069,7 412,2 19.4 De vermindering van de besparingen in de maanden maart en april is hoofdzakelijk toe te schrijven aan seizoenfactoren. Ditzelfde kan niet worden gezegd van de grote overschotten in de maanden juli, augustus en oktober. In deze maanden is bij de cliëntenkring van de aangesloten banken meer dan in overeenkomstige maanden van voorgaande jaren gespaard. Een versterking van de liquiditeit met het oog op aflossingsverplichtingen aan het einde van het jaar, alsmede terug houdendheid bij de bedrijven t.a.v. het verrichten van nieuwe investeringen, kunnen als de voornaamste oorzaken van deze ontwikkeling worden aangewezen.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1965 | | pagina 8