heden, d,e de boer zelf niet meer op kon vangen. Gelukkig kon de ergste nood
wor en gelenigd door de ,n het verslagjaar gestarte wettelijke bijstandsregeling
De wateroverlast vestigde opnieuw de aandacht op de noodzaak tot verbetering
van de waterhuishouding en op het probleem van de daaraan verbonden kosten
Tegen het eind van het jaar werd de varkensstapel geteisterd door een zich snel
verbreidende mond- en klauwzeerepidemie. De overheid moest ettelijke miljoenen
ten koste leggen aan afslachting en enting. De sluiting van de buitenlandse grenzen
bracht een voelbaar nadeel toe aan onze vee- en vleesexport en veroorzaakte een
scherpe daling van het prijspeil, met name voor de mestkalveren
De afzet van de meeste produkten ondervond geen grote moeilijkheden. De agra
rische bedrijfstak zag zich echter geplaatst voor steeds verdergaande kostenstij
gingen. Deze noodzaakten tot aanpassing en wijziging van de bedrijfsstructuur tot
concentratie en integratie van de produktie en de afzet. Teneinde deze ontwikke-
incl te bevorderen, werd het zwaartepunt van de landbouwpolitiek nog meer ver
legd naar een modern structuurbeleid. Dit beleid kreeg een nieuwe impuls door
extra geldmiddelen.
De voortschrijdende mechanisatie en rationalisatie, waarvoor grote bedragen wer
den geïnvesteerd, ging gepaard met een verdere afvloeiing uit de landbouw. Vele
boeren, die geen perspectief meer zagen, besloten hun bedrijf op te heffen, daarbij
mede geholpen door een sociale begeleiding van het Ontwikkelings- en Sanerings-
Ernstige verontrusting heerste in het verslagjaar over de voortgang van de E.E G
wegens de negatieve houding van Frankrijk. Hierdoor werd de ontwikkeling in de
richting van een vrij handelsverkeer tot staan gebracht en kon de Gemeenschap
n,e verder worden uitgebouwd. De lege stoel van Frankrijk belette het nemen van
besluiten inzake de voor ons land zo belangrijke voorstellen inzake de gemeen
schappelijke financiering, het zuivelbeleid, de suikerregeling en het sierteeltbeleid
Voor de akkerbouw was het produktiejaar 1965 een onbevredigend jaar van uiter
sten. Slechts een deel kon in het voorjaar op tijd worden gezaaid en gepoot terwijl
na een lange regenperiode dit werk pas in mei kon worden beëindigd. Hoewel in
de uitzonderlijk natte zomer de groei stagneerde, is door de gunstige herfstperiode
de landelijke oogst nog meegevallen. Tal van individuele bedrijven, vooral in het
noorden en ,n de veenkoloniën, hebben echter aanzienlijke schade ondervonden
Peulvruchten en fabrieksaardappelen bleven sterk in opbrengst achter
In het voorjaar leverden de afzet en de prijsvorming van pootaardappelen moeilijk
heden op. Door de hoge opbrengsten van 1964 en de geringe afkeuring was het
aanbod veel groter dan de vraag. De prijsvorming van oogst 1965 verliep aanmer
kelijk gunstiger.
Ten gevolge van een sterke exportvraag liep het prijspeil van consumptieaard
appelen hoog op.
Het stopzetten van de export van tarwe zette de prijsontwikkeling van binnen-
landse tarwe onder druk.
De oogst van suikerbieten overtrof opnieuw de dalende binnenlandse suikercon
sumptie, zodat op de prijs een korting moest worden toegepast.
De E.E.G.-afspraken boden geen ruimte voor verhoging van de richtprijzen van
penseerd" SU waardoor de kostenstijgingen niet konden worden gecom-
De aanhoudende regen heeft de rentabiliteit van de rundveehouderij nadelig be-
inv oed. Vooral ,n de uiterwaarden had men langdurig te kampen met waterover
last. Toch ,s de totale melkproduktie gestegen, waardoor aan de dalende tendens
van voorafgaande jaren een eind is gekomen.
Een belangrijk aspect bij de verhoging van de richtprijs van de melk - tot 32 cent
- vormde de omstandigheid dat de toeslag op industriemelk moest worden ver
laagd. Teneinde de hogere prijs uit de markt te kunnen verkrijgen, werden de
inleveringsprijzen van zuivelprodukten verhoogd. Daardoor daalde vooral de omzet
van boter, waarvan grote voorraden in koelhuizen werden opgeslagen. Ook in
andere E.E.G.-landen ontstond een botervoorraad. De kaasproduktie nam belangrijk
toe, waardoor eveneens ruime voorraden ontstonden.
Ondanks de achteruitgang van de condensuitvoer, bereikte de totale zuivelexport
voor het eerst een waarde, welke een miljard gulden te boven ging.
Ondanks de uitbreiding van de veestapel leverde de afzet, door een stijgende
vraag naar vlees, geen moeilijkheden op. Voorts hebben ook de E.E.G.-regelingen
in het algemeen een gunstige invloed gehad op het niveau van de vleesprijzen.
Het aantal varkensslachtingen liep op tot het recordaantal van 6,2 miljoen slacht-
varkens. Toch heeft de zo gevreesde varkensberg in de E.E.G. geen noemenswaar
dige prijsinzinking veroorzaakt. De grenssluiting door verschillende landen ten ge
volge van de mond- en klauwzeerepidemie legde onze export lam en veroorzaakte
een scherpe daling van de prijzen van kalveren en tijdelijk ook van varkens.
In de legsector was 1965 het jaar van de tegenstellingen. Het jaar begon met zeer
slechte eierprijzen. Daardoor werd de pluimveestapel ingekrompen, hetgeen er
mede toe heeft geleid dat de eierprijzen tegen het einde van het jaar sterk stegen.
Dit leverde opnieuw het gevaar van het achter de markt aan produceren. Vooral
de uitbreiding van de pluimveestapel in Duitsland met subsidies vormde een
rem op onze exportmogelijkheden.
De slachtpluimveesector heeft zich ook in 1965 bevredigend ontwikkeld. De gun
stige exportpositie kon nog verder worden versterkt. Door de ontwikkeling van
de vleesprijzen is de binnenlandse consumptie van slachtgevogelte eveneens ge
stegen.
De bedrijfsresultaten in de groente- en fruitsector waren in 1965 in het algemeen
bevredigend. Ook dit jaar bleek weer dat er een duidelijk verband bestaat tussen
de produktieomvang en de prijs.
De minder gunstige groeiomstandigheden gingen gepaard met een stijging van de
vraag uit het buitenland tegen hogere prijzen. Dit heeft geleid tot een geldelijke
omzet van de veilingen, welke voor het eerst in de geschiedenis de grens van een
miljard gulden heeft overschreden.
De waarde van de ter veiling aangevoerde groenten steeg tot 735 miljoen. To
maten, komkommers en sla vormden weer de hoofdprodukten. Alleen bij de stook-
tomaten waren de resultaten in het begin teleurstellend.
Bij een kleinere oogst ontwikkelden de prijzen van appels en peren zich eveneens
gunstig; de waarde van het over de veiling verkochte fruit steeg tot f 260 miljoen.
Toch heeft het gunstige prijsverloop onvoldoende effect gehad op het bedrijfs-
rendement. De vollegrondsgroenteproduktie verminderde in omvang, terwijl de
kapitaal- en arbeidsintensieve glastuinbouw onder druk kwam van stijgende kosten.
De beslissing van de regering tot restitutie van de accijns op in de tuinbouw ge
bruikte stookolie betekende een kostenverlichting. Het Zuidhollands glasdistrict
kreeg steeds meer te maken met het probleem van de luchtverontreiniging en de
verzilting van het water.
Hoewel aanvankelijk werd gevreesd dat het natte voorjaar de oogst en de kwaliteit
van de bloembollen ongunstig zou beïnvloeden, bleek er uiteindelijk, ondanks de
toegenomen export, toch een overproduktie te zijn. Overschotten tulpen en
hyacinten moesten door het surplusfonds worden overgenomen.
De totale exportwaarde van de sierteeltprodukten is met ruim 10 procent gestegen.
Vooral de export van snijbloemen en bloemkwekerijplanten vertoonde een aan
merkelijke stijging. Naast West-Duitsland nam ook Frankrijk meer af.
In 1965 vormde het sierteeltbeleid een onderwerp van discussie. Zonder dat een
gemeenschappelijk beleid voor deze sector tot stand kwam, werd Nederland door
de Europese Commissie gedwongen tot wijziging van zijn heffingensysteem.