de agrarische bedrijfstak
kundigheid van dit leidinggevende personeel moeten worden gesteld, werden in
het verslagjaar voorbereidingen getroffen om te komen tot een interne opleiding
van geschikte kandidaten. De opleiding zal in de loop van 1965 een aanvang nemen,
waarbij gestreefd wordt naar de bereiking van een goede harmonie tussen theorie
en praktijk.
De kassiers en directeuren van de plaatselijke banken werden in het afgelopen
jaar in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan onderlinge discussiegroepen,
ter uitwisseling van ervaringen en ter versterking van onderlinge contacten. Nage
noeg alle kassiers en directeuren namen aan de bijeenkomsten deel. Er werden in
totaal 33 groepen gevormd.
De zorg voor het aan de organisatie verbonden personeel strekte zich voorts uit
tot de regeling van de pensioenvoorziening. In de loop van het verslagjaar werden
voorbereidingen getroffen om de belangen van de personeelsleden van de aange
sloten banken te bundelen in de stichting van een eigen pensioenfonds: de Stich
ting Pensioenfonds Raiffeisen. Hiermede werd in een algemeen gevoelde behoefte
voorzien. Het fonds is per 1 januari 1965 in werking getreden.
bedrijfsruimte en apparatuur Eveneens werd in het afgelopen jaar grote aandacht besteed aan het scheppen
van de nodige bedrijfsruimte voor het opvangen van de snel toenemende werk
zaamheden, alsmede aan de voorziening in arbeidbesparende apparatuur.
De gevolgen van de beperkingen van overheidswege met betrekking tot het in
uitvoering geven van bouwplannen leidden bij vele aangesloten banken tot acute
ruimteproblemen. Toch konden in het afgelopen jaar 42 bouwprojecten gerealiseerd
worden, tegen 37 in het voorafgaande jaar.
De mechanisatie van de administratie vond verdere voortgang. Bij 37 aangesloten
banken vond in het verslagjaar een omschakeling plaats van de geschreven admi
nistratie naar mechanische verwerking. De boekingsmutaties bij de aangesloten
banken worden thans voor 75 op mechanische wijze verwerkt.
Bijzondere aandacht werd geschonken aan de zich aandienende mogelijkheden
voor automatisering van administratieve werkzaamheden binnen de organisatie. De
Centrale Bank maakte daarmede een aanvang door de effectendepotadministratie
met behulp van elektronische apparatuur te registreren, terwijl voorts studies wer
den gemaakt voor een verdergaande omschakeling op deze apparatuur.
onderling De voorbereidingen tot verbreding van het werkterrein van de onderlinge krediet-
raiffeisengarantiefonds verzekering vonden overeenkomstig het besluit van de Algemene Vergadering 1964
voortgang. De bundeling van kredietrisico's in het fonds zal de soliditeitsbasis van
de aangesloten banken nog verder versterken.
rentabiliteit Tot versterking van deze basis droegen ook bij de gunstige bedrijfsuitkomsten in
het afgelopen jaar. De reserves van de aangesloten banken namen, door bijschrij
ving van de winst over 1963, toe met f 10,6 miljoen tot in totaal f 147,7 miljoen.
De Centrale Bank beschikt daarnaast over een reserve van f 35,5 miljoen, welke
na aanneming van de door ons voorgestelde winstverdeling zal toenemen tot
f 39,5 miljoen.
De gunstige rentabiliteit is mede in de hand gewerkt door de hoge rentestand op
de geld- en kapitaalmarkt. De grote onkostenstijging in het afgelopen jaar kon
daardoor goeddeels worden opgevangen. De aanhoudende stijging van de kosten
en de onzekerheid omtrent het toekomstig renteverloop maken een voorzichtig
gedrag met betrekking tot het vaststellen van rentetarieven noodzakelijk. Ook is
het streven blijvend gericht op de bereiking van een uiterste doelmatigheid in werk
wijze en organisatie van de aangesloten banken en de Centrale Bank.
Het groeizame weer leverde een grote oogst van akkerbouwprodukten, groenten en
fruit. Ook in het prijsklimaat is een verbetering ingetreden, hetgeen de rentabiliteit
in het algemeen gunstig heeft beïnvloed. Overigens leidde de grote oogst in enkele
sectoren tot een groter aanbod dan de markt kon opnemen, waardoor de prijzen
daalden en overschotten moesten worden opgekocht. Ook de eiersector vertoonde
in 1964 nog een somber beeld.
Voor de ontwikkeling van het landbouwbeleid was 1964 een uitermate belangrijk,
welhaast beslissend jaar. Door de verdere ontwikkeling van de E E G. werd de
beslissingsbevoegdheid en het geven van concrete inhoud aan het markt- en prijs
beleid bijna geheel verlegd naar Brussel. Na vele afmattende zittingen is in 1964
een aantal voor de positie van onze agrarische bedrijfstak uitermate belangrijke
besluiten gevallen. Door het in werking treden van de heffingsverordening voor
melk- en zuivelprodukten en die voor rundvlees, naast de reeds bestaande regle
menten voor granen, varkensvlees, eieren, slachtgevogelte, groenten en fruit is het
gebouw van de Europese Markt reeds een heel eind opgetrokken.
De politieke wil om verder te gaan, werd aan het eind van het jaar nog eens
uitdrukkelijk bevestigd door de Brusselse besluiten inzake de éénmaking van de
graanprijzen en de daarmede gepaard gaande vrijmaking van het onderlinge han
delsverkeer van veredelingsprodukten.
Nu door de E.E.G.-afspraken het markt- en prijsbeleid niet langer alleen een
binnenlandse aangelegenheid is, kan in het nationale beleid meer aandacht worden
geschonken aan maatregelen, welke de gewenste aanpassing van de bedrijfsvoering
economisch mogelijk en sociaal aanvaardbaar kunnen maken. In het kader van het
Ontwikkelings- en Saneringsfonds werden ruim 4000 aanvragen voor bedrijfsbe
ëindiging in behandeling genomen. Hiervan kwamen er echter 700 niet voor enige
steun in aanmerking.
Daarnaast ontstond, vooral aan het einde van het jaar, binnen de georganiseerde
landbouw een discussie omtrent mogelijkheden tot het verlenen van hulp bij
voorbeeld in de vorm van rentesubsidies - voor het opheffen van bepaalde knel
punten welke de gewenste ontwikkeling van het landbouwbedrijf afremmen. Daarbij
was men volledig doordrongen van het feit dat de concurrentiekracht van onze
agrarische bedrijfstak alleen kan worden versterkt via modernisering van de be
drijfsvoering, alsmede door aanpassing en concentratie in de afzetstructuur.
Begunstigd door welhaast ideale weersomstandigheden leverden verschillende
akkerbouwprodukten in 1964 recordopbrengsten. In tegenstelling tot voorgaande
jaren konden de in het kader van het garantiebeleid beoogde graanprijzen goed
worden gerealiseerd, mede dank zij de door restituties mogelijk geworden export.
Ondanks de opgetreden kostenstijgingen was de rentabiliteit van de graanteelt
bepaald gunstig. Dit was in nog sterkere mate het geval bij de suikerbieten, waar
van de garantieprijs met 20% werd verhoogd. Door de buitengewoon hoge op
brengsten werd de steeds stijgende binnenlandse behoefte zelfs met 50.000 ton
suiker overschreden en wel op een moment, waarop de wereldmarktprijs binnen
een jaar was gedaald van ruim 100,— tot minder dan f 30,— per 100 kg.
Nadat in het voorjaar maatregelen moesten worden getroffen ter ondersteuning
van de consumptieaardappelmarkt onderging het areaal in 1964 een verdere in
krimping en kon daardoor nog nauwelijks voldoende worden geacht voor het dek
ken van de binnenlandse behoeften. Alleen dank zij de hoge ha-opbrengst ontstond
er een overschot, dat tegen redelijke prijs kon worden geëxporteerd. In de poot-