daar met name bij de kapitaalintensieve en de marktgevoelige land- en tuinbouw-
coöperaties de ondernemingsrisico's een eigen karakter vertonen, los van die van
de bedrijven van de leden. Een goede aansprakelijkheidsregeling behoudt welis
waar voor alle coöperatieve bedrijven zijn positieve betekenis bij de beoordeling
van de kredietwaardigheid, doch voor het opvangen van ondernemingsrisico's mag
daarvan alleen in uiterste noodzaak gebruik worden gemaakt.
De vorming van ondernemend vermogen kan geschieden langs de weg van reser
vering op ledenrekening en door middel van versterking van de eigen reserve.
Voor de keuze uit deze mogelijkheden is bepalend het belang van de continuïteit
van de onderneming, een continuïteit die tot voorwaarde heeft een duidelijk even-
wichtig financieringspatroon.
Het bezit van een aan de omvang van de bedrijfsrisico's aangepast eigen ver
mogen, waarop geen rente- en uitkeringsverplichtingen rusten zoals met leden
kapitaal gewoonlijk wel het geval is moet in dat kader onmisbaar worden geacht.
omvang van nieuw verstrekte voorschotten en kredieten
door de aangesloten banken
x 1 miljoen gulden
niet agrariërs
agrariërs
1963
1964
totaal
230
268
215
226
359
439
543
631
819
536 973
andere kredietverlening
10
De kredietverlening aan natuurlijke personen buiten de agrarische sector nam in
het verslagjaar eveneens een grote omvang aan. De toeneming bedroeg f 233,0
miljoen waardoor het totaal van deze financiering een niveau bereikte van 1.425,3
miljoen. Hiervan was 30 op middenstand en kleinindustrie gericht.
Als bijzonder aspect van de financiering van de bedrijven in de middenstand
komt, evenals bij de agrarische bedrijven, de behoefte naar voren aan krediet
vormen die bij de structuur van de bedrijven passen. Daarvoor zijn kredieten met
middellange en lange looptijden onder ook overigens passende voorwaarden vaak
de aangewezen kredietvormen. Omdat voor de kredietverlening op zodanige ter
mijnen aan de zekerheidsfactor extra betekenis toekomt, werd ter bevordering van
een goede kredietvoorziening in deze sectoren van het kleine zelfstandige bedrijf
met de hulp van de overheid het middel van de institutionele borgstelling gegeven.
Bij onvoldoende mogelijkheden van eigen zekerheidstelling kunnen de desbetref
fende ondernemers een beroep op de institutionele borgstelling doen, om op die
wijze passende voorschotten en kredieten op te nemen ter verwezenlijking van
hun verantwoorde bedrijfs- en investeringsplannen.
Het is in dit verband te betreuren dat de ondernemer in de middenstand, in tegen
stelling tot zijn agrarische collega, niet de vrijheid heeft zijn kredietbehoeften
onder te brengen bij die instelling, welke hij verkiest en die gezien werkwijze en
apparatuur daarvoor de geschiktheid heeft. De aangesloten banken ondervinden
hierdoor niet te rechtvaardigen beperkingen bij de vervulling van hun streven het
kleine zelfstandige bedrijf in zijn diverse geledingen zo goed mogelijk te bege
leiden bij het onafwendbare proces van aanpassing en vernieuwing.
uitstaand bedrag van de kredietverlening en beleggingen
in eigen kring van de aangesloten banken
x 1 miljoen gulden
2600 r
2400
Hypothecaire en
andere voorschotten
aan natuurlijke per
sonen
Leningen aan
rechtspersonen
Debetsaldi in
rekening-courant
1955 1956 1957 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964
Buiten de kredietverlening aan natuurlijke personen konden de aangesloten banken,
niettegenstaande de beperkingen, welke daaromtrent in het verslagjaar moesten
worden doorgevoerd, verdere uitbreiding geven aan de financiering van instel
lingen van openbaar en bijzonder nut, gevestigd in de lokale gemeenschappen
waarin de aangesloten banken werkzaam zijn. De kredietverlening aan deze sector