- grotere welvaart het sparen voor duurzame consumptiegoederen meer op de voor grond heeft geplaatst, moet blijvend met een enigszins verhoogde omloopsnelheid rekening worden gehouden. spaarbeweging bij de aangesloten banken per maand (bedragen x f 1 miljoen) 1963 ^54 Maand Inlagen Terug Spaarverschil Terug Spaarverschil betalingen betalingen januari 155,0 114,7 40,3 194,4 156,4 38,0 februari 134,3 91,3 43,0 157,9 132,6 25,3 maart 134,9 105,1 29,8 150,7 146,2 4,5 april 127,9 121,2 6,7 156,5 170,4 13,9 mei 174,2 135,3 38,9 183,9 146,7 37,2 juni 130,5 104,7 25,8 174,7 151,5 23,2 juli 159,2 117,3 41,9 199,4 150,3 49,1 augustus 145,5 103,6 41,9 167,9 130,5 37,4 september 137,8 107,9 29,9 174,0 141,0 33,0 oktober 168,3 128,8 39,5 194,3 157,9 36,4 november 178,2 134,4 43,8 199,3 148,1 51,2 18,1 december 169,0 158,6 10,4 212,8 194,7 1.814,8 1.422,9 391,9 2.165,8 1.826,3 353,4 13,9 De ontsparing in de maand april is in sterke mate door seizoenfactoren bepaald. Dat in het voorafgaande jaar gedurende april een spaaroverschot werd geboekt, was een uitzondering op de regel. Vergelijking met het jaar 1963 laat zien, dat de maandelijkse spaarverschillen vooral in de eerste maanden van het verslagjaar achterbleven. In het tweede half jaar trad een herstel in. Het overschot in de maand november ten bedrage van 51,2 miljoen was het grootste overschot, ooit in één maand geboekt. Omtrent het spaarverloop per provincie verschaft het onderstaande overzicht een meer gedetailleerd beeld. Het overzicht laat zien, dat de aanwas bij de banken in de provincie Zeeland ver houdingsgewijs sterk is teruggelopen. Ook de andere provincies, met uitzondering van Friesland, vertonen een teruggang. Dat de aangesloten banken in Friesland daarentegen tot een grotere aanwas van middelen konden komen stemt tot vol- doening. spaarcijfers in 1964 per provincie Saldo Saldo Toeneming Toeneming Toeneming Toeneming 1-1-1964 31-12-1964 1964 1962 in 1963 in 1964 in (x f 1 miljoen) saldo saldo saldo 1-1-1962 1-1-1963 1-1-1964 Groningen 235,1 251,3 16,2 5,9 10,3 6,9 Friesland 380,4 416,8 36,4 7,4 9,0 9,6 Drenthe 285,5 312,7 27,2 7,3 10,8 9,5 Overijssel 392,7 437,5 44,8 8.2 12,7 11,4 Gelderland 705,3 768,0 62,7 8,2 13,4 8,9 Utrecht 205,5 229,4 23,9 10,6 14,0 11,6 Noord-Holland 548,0 595,6 47,6 12,3 12,0 8,7 Zuid-Holland 741,5 800,2 58,7 11,4 11,7 7 9 Zeeland 287,0 303,0 16,0 11,6 10,6 5,6 Noord-Brabant 54,3 60,3 6,0 11,2 12,8 11,0 3.835,3 4.174,8 339,5 9,5 11,8 8,9 Bij een groepering van de banken naar de mate van verstedelijking was de her komst van de spaargelden als volgt: Aandeel in spaaroverschot Platteland Semi-stedelijke sfeer Stedelijke sfeer 51,6 25,4 23,0 100,0 Aandeel in het totale bedrag der besparingen bij de aan gesloten banken 52.8 25.9 21,3 100.0% 1963 57,0 22,8 20,2 100,0% 1964 56,5 23,1 20,4 100 0% Het aandeel van de op het platteland gevestigde banken in het totale bedrag van de besparingen loopt enigermate terug. De oorzaak ligt in de relatief sterkere groei van de banken in de semi-stedelijke en de stedelijke sfeer. Het aantal spaarrekeningen nam in het verslagjaar met 150.000 toe tot 1.850.000. Het gemiddelde tegoed per spaarboekje steeg van 2.258,in 1963 tot 2.324, in 1964. creditsaldi in De creditsaldi in rekening-courant stegen bij de aangesloten banken in het ver rekening-courant slagjaar met 66,9 miljoen tot 512,5 miljoen. Deze toeneming overtrof die in enig voorgaand jaar. Verdeling van de saldi bij groepering van de banken naar landbouwgebied geeft het volgende beeld: creditsaldi in rekening-courant per landbouwgebied (bedragen x f 1 miljoen) 31 december 1962 31 december 1963 31 december 1964 Kleigebieden 162,0 178,7 215,8 Weidestreken 69,4 83,1 95,7 Zandgronden 71,3 84,7 Veenkoloniën 19,1 21,1 24,6 Tuinbouwgebieden 67,3 78,0 77,6 389,1 445,6 512,5 Uit dit overzicht blijkt, dat de tuinbouwgebieden geen deel hebben gehad in de toeneming van de creditsaldi. 37

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1964 | | pagina 19