droeg. In 1963 werd evenwel in april een toeneming van de spaargelden geboekt van 6,7
miljoen. De maandelijkse spaaroverschotten waren in de eerste tien maanden van 1963 hoger
dan in de overeenkomstige maanden van 1962. Alleen in november en in veel sterkere mate
in december was het spaaroverschot lager dan in dezelfde maand van 1962. Het normale beeld
van de gunstige spaarmaanden, namelijk januari, juli, augustus en november, kwam ook in
1963 voor, waarbij het opmerkelijk is dat ook februari een zeer hoog spaaroverschot te zien
geeft.
Een overzicht van de ontwikkeling van de spaargelden per provincie volgt in onderstaande
tabel:
Spaarverloop in 1963 per provincie
Saldo
Saldo
Toeneming
Toeneming
Toeneming
Toeneming
1-1-1963
31-12-1963
1963
1961 in
1962 in
1963 in
(in
niljoenen guit
lens
saldo 1-1-1961
saldo 1-1-1962
saldo 1-1-1963
Groningen
206,8
228,0
21,2
10,6
5,9
10,3
Friesland
342,8
373,6
30,8
8,7
7,4
9,0
Drenthe
250,8
277,9
27,1
8,2
7,3
10,8
Overijssel
339,3
382,3
43,0
10,9
8,2
12,7
Gelderland
597,1
677,1
80,0
9,8
8,2
13,4
Utrecht
175,4
200,0
24,6
14,8
10,6
14,0
Noordholland
475,8
532,9
57,1
11,6
12,3
12,0
Zuid-Holland
646,2
721,5
75,3
11,4
11,4
11,7
Zeeland
251,8
278,6
26,8
10,1
11,6
10,6
Noord-Brabant
47,0
53,0
6,0
14,2
11,2
12,8
3.333,0
3.724,9
391,9
10,6
9,5
11,8
In 1963 was de toeneming van de spaargelden bij de banken in de stedelijke sfeer 13,9
bij die in de semi-stedelijke sfeer 13,8 en bij die op het platteland 10,6 Reeds vanaf
1958 blijft de relatieve aanwas van de spaargelden bij de banken, die op het platteland zijn
gevestigd, ten achter bij de banken in de steden. Als gevolg hiervan is het aandeel van het
platteland in het totaalbedrag van de spaargelden, dat ultimo 1957 nog 68,2 bedroeg, ge
daald tot 64,3 per eind 1963. Bij de banken individueel is eveneens een afwijkend verloop
van de spaargelden te constateren. In 1963 kwam bij 670 banken een stijging voor, waaronder
299 banken met meer dan de gemiddelde stijging van 11,8 Bij 22 banken namen de
spaargelden af.
Het gemiddelde tegoed per spaarboekje, dat in 1962 2.123,bedroeg, nam toe tot 2.253,
in 1963.
Creditsaldi in rekening-courant
De creditsaldi in rekening-courant stegen in het verslagjaar met 57,5 miljoen tot 446,6
miljoen. Evenals bij de spaargelden is deze groei groter dan die in enig voorgaand jaar. De nor
male afneming van deze saldi in het voorjaar vond in 1963 niet plaats. In het laatste kwartaal
van 1963 bedroeg de toeneming per saldo 31,1 miljoen, waarvan 64,1 miljoen in oktober
en november, gevolgd door een vermindering met 33 miljoen in december.
De verdeling van deze saldi bij een groepering van de banken naar het landbouwgebied,
waarin zij gevestigd zijn, is als volgt:
Creditsaldi in rekening-courant per landbouwgebied (in miljoenen guldens
31 december 1961
Kleigebieden 156,8
Weidestreken 97,9
Zandgronden 64,1
Veenkoloniën 17,4
Tuinbouwgebieden 59,7
395,9
31 december 1962
162.0
69,4
71,3
19,1
67,3
389.1
31 december 1963
179,6
83,2
84,7
21,1
78,0
446,6
Kredietverlening en beleggingen in eigen kring
De kredietverlening en de beleggingen in eigen kring, die per ultimo 1958 950,3 miljoen
bedroegen, zijn per 31 december 1963 gestegen tot 2.166,4 miljoen. In een periode van vijf
jaar bedroeg de expansie meer dan 1.200 miljoen. De ontwikkeling van de onderscheiden
posten van deze rubriek in de jaren 1959 tot en met 1963 wordt weergegeven in onderstaande
tabel.
Samenstelling van de groep kredietverlening en beleggingen in eigen kring per ultimo van de jaren 1958
1963 dn miljoenen guldens)
1958
1959
1960
1961
1962
1963
Debetsaldi in rekening-courant*)
315,4
357,7
389,2
443,4
407,7
452,0
Voorschotten aan natuurlijke
personen niet vallende onder
hypotheken
84,8
102,5
123,3
151,1
189,1
221,4
Hypothecaire leningen
428,8
525,6
649,9
799,5
994,6
1.250,5
Leningen aan rechtspersonen
121,3
132,3
149,7
178,6
207,2
242,5
950,3
1.118,1
1.312,1
1.572,6
1.798,6
2.166,4
Inclusief rente