Jaaroverzicht land- en tuinbouw 1963
kredietbeperkende maatregelen. Het officiële disconto werd in januari met een half procent
verlaagd.
Nadat de economie zich van de inzinking gedurende de wintermaanden had hersteld, ontstond
een sterk expansieve beweging, welke opnieuw een verbreding van de liquiditeitenstroom
eiste. Aan deze eisen kon worden voldaan, doordat een bijzonder grote hoeveelheid geldmidde
len uit het internationaal betalingsverkeer vrijkwam en doordat het bankwezen in ruime mate
kredieten verleende. Ook handhaafden de besparingen zich op een hoog niveau, waardoor een
ruime basis voor kapitaalverschaffing ontstond.
De grote omvang van de beschikbare middelen ter financiering van het groeiproces maakte
het mogelijk, dat de hoogconjunctuur zich in dit opzicht onverminderd kon voortplanten.
Dat zich aan het einde van het verslagjaar niettemin duidelijke uitputtingsverschijnselen voor
deden, lag aan het verbruik van de technische en fysieke reserves aan produktievermogen. Met
het oog op het herstel van een evenwichtige ontwikkeling zag de Nederlandsche Bank zich
genoodzaakt, met ingang van medio oktober, de in het begin van het jaar opgeschorte krediet-
beperkende maatregelen wederom van toepassing te verklaren. Het disconto werd met ingang
van 6 januari 1964 met een half procent verhoogd.
De hernieuwde toepassing van de kredietrestrictie ging gepaard met een verschuiving van de
basis op grond waarvan het toegestane volume aan korte kredieten wordt bepaald. In plaats
van het in het laatste kwartaal van 1960 gemiddeld verleende korte krediet werd nu het ge
middelde van het eerste halfjaar van 1963 bepalend. De regeling laat een matige groei van
de kredietverlening toe. In de driemaandsperioden, eindigende ultimo september, ultimo okto
ber, ultimo november en ultimo december, mocht de desbetreffende kredietverlening met 1
van het gemiddelde van de basisperiode toenemen. Als alternatief was gesteld een maximale
stijging van 12 ten opzichte van het driemaands gemiddelde in de overeenkomstige periode
van 1962.
Op de geldmarkt wisselden perioden van geldkrapte en van grotere ruimte elkaar af. De
maandelijkse gemiddelden van de officiële call-geldnotering bewogen zich tussen 1% en 1,92%.
Het marktdisconto voor driemaands schatkistpromessen varieerde van 1,67 tot 2,07
De kapitaalmarkt gaf in het verslagjaar weinig emissieactiviteit in de aandelensector te zien.
Op de onderhandse markt werden echter voor grote bedragen aan leningen afgesloten.
Van de zijde van de Staat werd een extra sterk beroep op de open kapitaalmarkt gedaan. Het
geëmitteerde bedrag bedroeg ƒ996,25 miljoen, tegen ƒ297,75 miljoen in 1962. De Bank voor
Nederlandsche Gemeenten heeft 397,75 miljoen gevraagd tegen 392 miljoen in 1962. Deze
vergrote activiteit van de overheid heeft er mede toe geleid, dat de ruimte op de kapitaal
markt geleidelijk is verminderd. Dit kwam tevens tot uitdrukking in de rentestand. De ge
middelde rente voor hypothecaire leningen, die sinds 1958 een dalende tendens had vertoond,
ging in de loop van het verslagjaar stijgen. Tegen het einde van het verslagjaar was de pand
briefrente tot 5 gestegen.
De gevolgen van een lange en strenge winter, een koud voorjaar en een natte zomer hebben de
rentabiliteit van menig bedrijf ongunstig beïnvloed.
Het jaar 1963 bewees echter ook de betrekkelijkheid van de begrippen schaarste en overvloed,
waardoor bepaalde marktsituaties op korte termijn sterk konden veranderen.
Duidelijker nog dan in voorgaande jaren bleek de noodzaak van verdere vervanging van
duurder wordende menselijke arbeid door middel van rationalisatie en mechanisatie, van aan
passing aan sociaal-economische ontwikkelingen door het streven naar grotere produktie-
eenheden. De regering besloot bij de sanering en afvloeiing van arbeidskrachten de
helpende hand te bieden door sociale begeleiding van de bedrijfsbeëindiging. Behalve het struc
tuurbeleid kreeg ook het garantie- en marktbeleid nieuwe impulsen. De afzet en de prijsvorming
van verschillende produkten werden geleidelijk meer beïnvloed door de E.E.G.-regelingen.
Rundvee en zuivel
De langdurige winter ingaande met een tekort aan hooi en kuilvoer uit oogst 1962
heeft menig veehouderijbedrijf in moeilijkheden gebracht. Door de aankoop van veel en duur
krachtvoer liepen de veevoederschulden hoog op; door noodgedwongen verkoop van slachtvee
tegen lage prijzen werden aanmerkelijke verliezen geleden. Toen ook de zomer koud en nat
bleef en wederom onvoldoende voer kon worden gewonnen, werd de toestand voor vele be
drijven in de veenweidestreken bepaald zorgelijk. De hogere prijzen voor zuivelprodukten
mede een gevolg van de lagere melkproduktie boden onvoldoende compensatie. Om de
moeilijkheden van de veenweidebedrijven enigszins te verzachten werd een speciale krediet
regeling getroffen door de overheid. Hoewel nog in het voorjaar plannen werden beraamd om
de steeds wassende melkstroom in te dammen, bleek alras dat door de inkrimping van de
melkveestapel en de moeilijke veevoederpositie de melkproduktie een daling onderging. Mede
als gevolg van een grotere vraag uit het buitenland verdwenen onze botervoorraden en moest
het traditionele exportland Nederland zelfs boter importeren. Door een betere valorisatie van de
zuivelprodukten en een ruimer prijsbeleid kon aan het eind van het jaar aan de veehouder
een hogere melkprijs worden uitgekeerd dan de laatste jaren het geval was geweest. Ook de
sterke stijging van de rundveeprijzen die in het voorjaar op een zeer laag niveau hadden ge
legen betekende een verbetering van de rentabiliteit van het veehouderijbedrijf.
Varkens en pluimvee
De positie van het gemengde bedrijf onderging ten opzichte van het uiterst moeilijke jaar
1962 een belangrijke versterking.
Vooral de varkensprijzen vertoonden als gevolg van een toenemende export in de tweede helft