dat na de aanvankelijke beroering rond de rentevergoeding voor spaargelden een zekere con- solidatie zou intreden, is bewaarheid geworden. Dit neemt echter niet weg, dat ook in 1962 de concurrentie tussen de verschillende instellingen op spaargebied scherp bleef. Zij speelde zich echter grotendeels af op het terrein, waar zij van nature thuis hoort, namelijk het gebied van de dienstenverlening. De handelsbanken zijn in 1962 met hun spaaractiviteit in rustiger vaarwater gekomen en de conclusie lijkt voorlopig gewettigd, dat de diverse instellingen, die zich met het aantrekken van spaargelden bezig houden, ieder hun eigen werkgebied gevonden hebben, waarop zij zich bij voorkeur ontplooien, in het afgelopen jaar werden de aangesloten banken intensief betrokken bij de bijzondere spaar- legelmgen. Na de reeds eerder ingevoerde jeugdspaarwetregeling en de ambtenarenspaarrege- ling deed op 1 januari 1962 de regeling voor gepremieerd bedrijfssparen haar intrede. Nu naar verwachting in de loop van 1963 de algemene premiespaarregeling van kracht zal worden, zullen de bijzondere spaarregelingen meer dan vroeger een belangrijk deel van de activi teit der aangesloten banken voor zich opeisen. Meer en meer blijkt, dat de gepremieerde spaarregelingen een speciale aanpak door de aangesloten banken eisen. Wij vertrouwen dat onze organisatie met behulp van de reeds genomen en nog te nemen maatregelen er in zal slagen een belangrijke bijdrage aan het welslagen van de regelingen te leveren. Zulks achten wij niet alleen in het belang van het bevorderen van bezitsvorming en spaarzin, maar evenzeer in dat van de kapitaalvoorziening van onze groeiende economie. Door de aanwas van de spaargelden en doordat de creditsaldi in rekening-courant met 18,8 miljoen toenamen, steeg het totaalbedrag van de aan de organisatie toevertrouwde middelen met 305,1 miljoen tot 3.755,4 miljoen. Na bijschrijving van de rente over de spaargelden en de creditgelden in rekening-courant zal het totaalbedrag van de toevertrouwde middelen 3.848,6 miljoen bereiken. Krediet- en voorschotverlening De forse toename van de toevertrouwde middelen stelde onze organisatie in staat op grote schaal in de sterk stijgende kredietbehoefte te voorzien. De debetsaldi in rekening-courant en het bedrag van de voorschotten namen in 1962 in totaal toe met 357,9 miljoen, waarvan bij de Centrale Bank 80,6 miljoen en bij de aangesloten banken 277,3 miljoen. Dit betekent een stijging, die ruim 90 miljoen groter is dan die in het vorige jaar. Voor de aangesloten banken bracht dit met zich mede, dat van de aanwas der toevertrouwde middelen 73 in eigen kring werd uitgezet. Dit hoge percentage werd nooit eerder bereikt. De cijfers tonen aan, dat door onze organisatie een zeer actieve kredietpolitiek is gevoerd. Juist omdat zij met hetgeen op het gebied van de kredietverlening verricht wordt uit de aard der zaak minder naar buiten treedt dan met haar spaaractiviteiten, is het verheugend, dat in 1962 niet alleen het spaarbedrijf, maar ook het kredietverleningsbedrijf in omvang is toegenomen. De sterk gestegen kredietverlening is enerzijds het gevolg van de grote kredietvraag, die bij de leden van de aangesloten banken bestond, en anderzijds een uitvloeisel van de maatregelen, die genomen zijn om tot uitbreiding van de kredietmogelijkheden te komen. Ook is hier de invloed merkbaar van de uitbreiding der cliëntenkring, die stimulerend op de activiteit van de banken werkt. De kredietbeperkende maatregelen, die de Nederlandsche Bank in januari 1962 heeft getroffen, hebben ook voor onze organisatie gevolgen gehad. Hoewel voor de toepassing van deze maat regelen alleen de kredieten in rekening-courant en de korte voorschotten in de particuliere sfeer relevant zijn, namen deze vormen van kredietverlening toch tijdelijk een dergelijke omvang aan, dat de Centrale Bank gedurende een viertal maanden een renteloos depot bij de Neder landsche Bank moest plaatsen, gelijk aan het bedrag, waarmede de voor onze organisatie geldende normen werden overschreden. De in vergelijking met vorige jaren geringe stijging van de debetsaldi in lopende rekening toont het effect van de kredietbeperking. Gelijk elders in dit verslag reeds is vermeld, heeft de Nederlandsche Bank in de financieel-economische toe stand aanleiding gevonden de kredietbeperkende regeling in januari van dit jaar op te schorten. Agrarische kredietverlening Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van uitbreiding van het assortiment der krediet- mogelijkheden en van maatregelen, die tot doel hadden de agrarische kredietverlening te ver ruimen. Het Werkprogramma 1962, dat in januari 1962 door het Bestuur van de Centrale Bank aan de aangesloten banken werd aangeboden en dat op basis van de bestudering van de conclusies en aanbevelingen van het bekende Rapport Landbouwkrediet der Commissie Verrijn Stuart een aantal concrete programmapunten aan de organisatie voorlegde, is bij een en ander richtsnoer geweest. Met voldoening mag hier vastgesteld worden, dat de in het Werkprogram ma vervatte plannen in 1962 grotendeels konden worden verwezenlijkt. Bij de uitwerking werden van de functionarissen van de aangesloten banken vele nuttige adviezen ontvangen. De uitvoering van de enkele onderdelen van het Werkprogramma, waaraan in het verslagjaar nog geen concrete vorm kon worden gegeven, kan op korte termijn worden tegemoet gezien. Hoewel de in het kader van de kredietverruiming genomen maatregelen dikwijls mede ten goede komen aan de niet-agrarische cliënten, zijn deze maatregelen speciaal ontworpen om beter te kunnen voorzien in de kredietbehoeften van boer en tuinder. De financiering van de agrarische bedrijven vormt immers vanouds één der belangrijkste taken van onze organisatie en is ook thans nog in overwegende mate bepalend voor haar karakter. De financiering door onze organisatie van land- en tuinbouwbedrijven was, zowel wat betreft het totaal verstrekte bedrag als wat betreft het aantal afzonderlijke posten, in 1962 weer veel omvangrijker dan in voorgaande jaren. Meer dan 13.200 voorschotten konden worden verstrekt aan natuurlijke personen in de agrarische sector, tot een totaalbedrag van 161.7 miljoen.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1962 | | pagina 9