Jaaroverzicht land- en tuinbouw 1962
In de geschiedschrijving van de Nederlandse landbouw kan 1962 als een belangrijk jaar worden
geboekstaafd. Wij denken hierbij in de eerste plaats aan de overeenstemming, welke op
14 januari 1962 werd bereikt over een gemeenschappelijk E.E.G.-beleid voor de land- en tuin
bouw. Daardoor werden voorwaarden geschapen voor de opheffing van de belemmeringen,
welke de afzet van onze produkten in het gebied van de vijf E.E.G.-partners in de weg
worden gelegd.
Hoewel de verdere ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt nog op vele moeilijkheden
bleek te stuiten, mag het toch als een belangrijke vooruitgang worden beschouwd, dat het
beleid en de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid reeds gestalte kregen in verordeningen
voor granen, varkens, eieren, slachtgevogelte, groenten en fruit. Het is nog niet te voorzien in
hoeverre de afwijzende houding van Frankrijk ten aanzien van de toetreding van Engeland tot
de E.E.G. een belemmering voor de verdere samenwerking der E.E.G.-landen zal betekenen.
Het beleid
Hoewel de van kracht geworden E.E.G.-regelingen minder ruimte laten voor een nationaal
markt- en prijsbeleid, vielen in 1962 toch ook op het nationale front enkele belangrijke be
leidsbeslissingen.
Zo werd na veel discussie de wet Vervreemding Landbouwgronden niet verder verlengd, waar
door de prijsbeheersing van landbouwgronden werd opgeheven. Wel werd de bescherming
van de pachter gecontinueerd en werd hem door een aanvulling van de Pachtwet bij verkoop
een voorkeursrecht verleend.
Omtrent het prijsbeleid kon in tegenstelling tot 1961 geen overeenstemming worden
bereikt tussen regering en Landbouwschap. Uit rentabiliteitsberekeningen was gebleken, dat
de inkomensontwikkeling op de L.E.I.-bedrijven met een efficiënte bedrijfsvoering achter
bleef bij de ontwikkeling buiten de landbouw. Terwijl het nationale inkomen een belangrijke
stijging vertoonde, moest een daling van het inkomen van de landbouwondernemers worden
geconstateerd. Voorts vertoonde ook de beloning van de landarbeid een grote achterstand ten
opzichte van vergelijkbare arbeid in de nijverheid en wel van 16 De regering maakte
echter de uitgangspunten van het Landbouwschap niet tot de hare.
Aan het eind van het verslagjaar verscheen een belangrijke nota van de minister inzake het
landbouwbeleid, waarin vooral de nadruk werd gelegd op het voeren van een structuurbeleid
ter verdere opvoering van de arbeidsproduktiviteit. Dat de landbouw zich gesteld ziet voor de
noodzaak van verdere aanpassing en modernisering wordt in deze nota nog eens duidelijk
onderstreept.