Economische en financiële ontwikkeling
Ter voorziening in de vacature, ontstaan door het overlijden van de heer Dalmulder, werd be
noemd de heer Th. H. van Oort, aan wie tevens procuratie werd verleend.
De voortdurende uitbreiding van de werkzaamheden noodzaakte ons meer personeel aan te
trekken. De aanwas in 1962 bedroeg 60 personeelsleden.
Gaarne willen wij wederom onze dank uitspreken voor de wijze, waarop het personeel zijn
werkzaamheden heeft verricht, en voor de medewerking, welke het aan de noodzakelijke
reorganisaties in ons snelgroeiend bedrijf verleent.
Onze leden
Met ingang van 1 januari 1963 is het lidmaatschap van de Coöperatieve Zuivelbank te
Leeuwarden door uittreding geëindigd.
De volgende fusies tussen leden kwamen in het afgelopen jaar tot stand:
de Coöp. Boerenleenbank 'Utrecht-Achttienhoven' met de Coöp. Raiffeisenbank 'Utrecht' onder
de naam: Coöperatieve Raiffeisenbank 'Utrecht';
de Coöp. Boerenleenbank 'Grootebroek' met de Coöp. Boerenleenbank 'Andijk' onder de naam:
Coöp. Boerenleenbank 'Andijk';
de Coöp. Boerenleenbank 'Warga' met de Coöp. Boerenleenbank 'Leeuwarden N.K.' onder de
naam: Coöp. Boerenleenbank 'Leeuwarden N.K.', welke laatste naam in de loop van het jaar
werd gewijzigd in: Coöp. Raiffeisenbank 'Leeuwarden';
de Coöp. Boerenleenbank 'Zuid-Barge' met de Coöp. Raiffeisenbank 'Emmen' onder de naam:
Coöp. Raiffeisenbank 'Emmen';
de Coop. Boerenleenbank 'Gasselte en Omstreken' met de Coöp. Boerenleenbank 'Gasselternij-
veen onder de naam: Coöp. Boerenleenbank 'Gasselternijveen'.
In het vorige verslag konden wij reeds melding maken van het toetreden als lid per 1 januari
1962 van de Coöp. Landbouwersbank en Handelsvereniging 'Vriezenveen'W.A. te Vriezen veen.
De gang van zaken bij onze organisatie in het afgelopen jaar kan worden geplaatst tegen de
achtergrond van een economische toestand, waarbij de krachten voor en tegen een verdere
expansie elkaar vrijwel in evenwicht hielden.
Na een periode van snelle economische groei, zoals ons land die in de afgelopen jaren heeft
gekend, moet onvermijdelijk consolidatie volgen. Het verslagjaar heeft in het teken gestaan van
dit consolidatieproces.
Dat de conjunctuur zich in het afgelopen jaar op een hoog niveau kon stabiliseren, is ver
heugend. Het gestegen inkomensniveau heeft de vraag naar goederen en diensten in sterke mate
gestimuleerd en heeft daardoor bijgedragen tot het welslagen van het consolidatieproces, voor
zover dat in het afgelopen jaar plaats vond.
Wel heeft de inkomensstijging ook geleid tot verhoging van het kostenpeil bij de ondernemin
gen. Uit de ontwikkeling van de cijfers van de nationale besparingen is echter nog niet af te
leiden dat door de kostenstijging en de inkrimping van winstmarges de voorziening in de ver
mogensbehoefte van het bedrijfsleven gevaar loopt.
Het deel van het nationale inkomen, dat jaarlijks ter beschikking komt voor de financiering
van investeringen en voor de vorming van deviezenreserves, de z.g. nationale spaarquote,
wordt door het Centraal Planbureau voor het lopende jaar op 20,1 geschat. Aangenomen
mag worden, dat de bijdrage van het bedrijfsleven tot deze besparingen enige vermindering te
zien zal geven. Daartegenover zal het aandeel van de gezinshuishoudingen, indien het hoge
inkomensniveau althans wordt gehandhaafd, vermoedelijk toenemen.
Een bijzonder aspect van de hoge nationale spaarquote is, dat het aan de economie een zekere
mate van elasticiteit geeft, een eigenschap, die in de laatste jaren van groot nut is gebleken.
Toen de produktiefactor arbeid zo goed als volledig was benut, maakte de beschikbaarheid van
voldoende besparingen de toepassing van arbeidsbesparende investeringen mogelijk, waardoor
een abrupt afbreken van de groei kon worden voorkomen.
Niet alle sectoren van de volkshuishouding mochten in het afgelopen jaar in de bevredigende
algemene economische ontwikkeling delen. Met name kampte de zo belangrijke agrarische sector
met moeilijkheden om tussen produktie en afzet een reëel evenwicht te vinden.
Verheugend is het, dat de geld- en kapitaalmarkt in het afgelopen jaar op goede wijze hebben
gefunctioneerd en daarmede in positieve zin hebben bijgedragen aan de totstandkoming van
een goed klimaat voor de voorziening in de vermogensbehoeften van de bedrijven.
Zowel op de geldmarkt als op de kapitaalmarkt viel in de eerste maanden van het jaar een
rentedaling te constateren; een daling, die echter spoedig plaats maakte voor een stijging.
Omstreeks het midden van het jaar bereikte de rentestand haar hoogste peil. In het tweede
halfjaar bleef de rente op een iets minder hoog niveau tamelijk stabiel.
Op de kapitaalmarkt bedroeg het rendement van de 41/2 obligatielening Nederland 1959
in juni van het verslagjaar 4,52 Het laagste peil lag in februari met 4,13 Aan het einde
van het boekjaar werd een rendement van 4,21 bereikt.
Op de geldmarkt werd het hoogste gemiddelde marktdisconto voor schatkistpapier met een