Aan de Algemene Vergadering Mijne heren, Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van het reglement leggen wij hierbij aan u voor het jaarverslag met de verlies- en winstrekening over 1962 en de balans per 31 december van dat jaar. In het afgelopen jaar werd door de Algemene Vergadering een reglementswijziging aangenomen, waarmede het fonds met alleen zijn nieuwe naam kreeg, doch ook de taak van het fonds werd uitgebreid. Er werd een nieuwe afdeling (Afdeling D) in het leven geroepen, welke zich er mede zal belasten borgverzekeringen af te sluiten voor directeuren/kassiers en andere personen, die in opdracht van een der aangesloten banken met het beheer van waarden zijn belast. Aangezien de nieuwe afdeling met haar werkzaamheden is begonnen op 1 januari 1963, wordt hierover in dit verslag nog geen verantwoording afgelegd. Wij kunnen thans echter wel ver melden, dat de aangesloten banken in groten getale er toe overgaan de zekerheidstelling door middel van een verzekering in eigen organisatie onder te brengen. In dezelfde vergadering werd besloten het omslagstelsel voor de onderlinge kredietverzekering zodanig te wijzigen, dat in de toekomst niet slechts het balanstotaal van de banken bepalend zal zijn voor hun deel in een eventuele omslag, doch dat de helft van een tekort zal worden omgeslagen naar het bedrag, waarover de banken gebruik hebben gemaakt van een garantie van het fonds. Bij de herziening van het desbetreffende artikel werd tevens de bepaling met betrekking tot de premie zodanig veranderd, dat deze premie in het vervolg, wat de kredietverlening in lopende rekening betreft, niet verschuldigd is over de debetstanden, doch over het bedrag van de kredietlimiet. Afdeling A, betrekking hebbende op de dekking tegen schade aan geldswaarden van de bij de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank aangesloten banken ten gevolge van brand, dief stal, beroving, oplichting en frauduleuze handelingen van personeel of van degenen, die het kasbeheer waarnemen. Aan de schadecommissie werd in 1962 slechts éénmaal advies gevraagd met betrekking tot een door een aangesloten bank ingediende schadeclaim. Het advies van de commissie de statutaire tegemoetkoming volledig te verstrekken, werd door ons overgenomen. Ten aanzien van de claim, waarover door ons aan het einde van het vorige boekjaar nog geen beslissing was genomen, werd overeenkomstig het toen uitgebrachte advies van de schade- commissie geen tegemoetkoming verleend. De rekening Schadegevallen vertoont het volgende beeld: Afgewikkeld schadegeval f 22.647,16 12075 Hierop terug ontvangen 22.526,41 Terug ontvangen op eerder betaalde schade6.088,08 Zodat de rekening per 31 december 1962 een tekort aangeeft van /_16.438,33 Ingevolge de bij artikel 10 lid 5 van het reglement verleende bevoegdheid hebben wij besloten evenals vorig jaar het nadelige saldo ad 2.924,75 in deze afdeling niet over de leden om te slaan, doch te boeken ten laste van het vermogen, dat hierdoor per 31 december 1962 273.722,95 komt te bedragen. Gezien de door de vermogensverminderingen in beide afge lopen jaren dalende inkomsten van deze afdeling zal rekening gehouden moeten worden met de mogelijkheid van een omslag over de leden indien in de naaste toekomst schadegevallen bij het fonds worden aangediend. Evenals het vorige jaar wijzen wij erop, dat de inkomsten van het fonds fiscaal als één geheel worden beschouwd en dat door het nadelige saldo bij deze afdeling het belastbare inkomen bij de overige afdelingen daalde. Het verschil met de werkelijk te betalen belasting ad 2.589,70 is geboekt ten gunste van Afdeling A. Afdeling B, betrekking hebbende op de verzekering tegen schade, die de aangesloten banken mochten lijden door verliezen, veroorzaakt door bijzondere omstandigheden, voor zover zij hierdoor worden bedreigd in haar levensbestaan, en tegen de schade, die de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank mocht lijden door verliezen op haar vorderin gen op banken, die in een dergelijke positie zijn geraakt. Ook in 1962 werd op deze afdeling geen beroep gedaan. Het voordelig saldo ad 35.580,55 werd ingevolge het bepaalde in artikel 10 lid 4 van het reglement aan het vermogen van de afdeling toegevoegd. Het vermogen bedraagt hierdoor per 31 december 1962 1.676.908,08. Afdeling C, betrekking hebbende op de onderlinge verzekering van schade, die de bij de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank aangesloten banken mochten lijden wegens oninbaarheid van door die banken verstrekte voorschotten en kredieten, waarvoor geen vol doende zekerheid kon worden gesteld, doch waarvan de verstrekking uit een oog punt van algemeen of sociaal belang noodzakelijk werd geacht. De posten, door de aangesloten banken verstrekt onder gedeeltelijke of in enkele gevallen vol ledige garantie van het fonds, kunnen in vier categorieën worden verdeeld: 1. Voorschotten en kredietenwaarvoor niet de gebruikelijke zekerheid kon worden gesteld. Het groeiende belang van een garantie van het fonds blijkt uit de cijfers over de afgelopen drie jaren van de in deze categorie uitstaande posten.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1962 | | pagina 34