~9Ï 975 Spaarverloop in 1962 per provincie Saldo Saldo Toeneming Toeneming Toeneming Toeneming 1-1-1962 31-12-1962 1962 1960 in 1961 in 1962 in (in miljoenen guldens) saldo 1-1-1960 saldo 1-1 -1961 saldo 1-1-1962 Groningen 189.4 200.5 11.1 8.5 10.6 5.9 Friesland 372.1 399.8 27.7 7.7 8.7 7.4 Drenthe 227.5 244.1 16.6 6.2 8.2 7.3 Overijssel 305.2 330.1 24.9 9.0 10.9 8.2 Gelderland 536.4 580.5 44.1 7.7 9.8 8.2 Utrecht 154.2 170.5 16.3 11.9 14.8 10.6 Noordholland 412.1 462.9 50.8 11.6 11.6 12.3 Zuid-Holland 564.6 628.8 64.2 11.9 11.4 11.4 Zeeland 219.2 244.6 25.4 5.1 10.1 11.6 Noord-Brabant 41.2 45.8 4.6 9.6 14.2 11.2 3.021.9 3.307.6 2857 10.6 Het groeipercentage van de spaargelden, dat in het verslagjaar 9,5 bedroeg, blijkt in de noordelijke en oostelijke provincies beneden het algemeen gemiddelde te liggen, terwijl het er in de westelijke en zuidelijke provincies belangrijk boven is. Alleen in Utrecht, Noordholland, Zuid-Holland en Noord-Brabant was de relatieve toeneming van de spaargelden in de laatste drie jaar hoger dan de landelijke. Daarentegen bleef in de jaren 1960, 1961 en 1962 in Fries land en Drenthe de relatieve aanwas van de spaargelden ten achter bij het gemiddelde. Deze ontwikkeling moet mede worden toegeschreven aan de in de laatste jaren in betekenis toenemende stijging van de spaargelden bij de banken in de semi-stedelijke sfeer en de stede lijke sfeer. In 1962 namen de spaargelden bij de banken in de stedelijke sfeer toe met 10,8 bij die in de semi-stedelijke sfeer met 13,1 en ten plattelande met 8,0 Het van het platteland afkomstige aandeel in het totaalbedrag van de spaargelden nam af van 64,6 tot 63,7 De verdeling in platteland, semi-stedelijke en stedelijke sfeer vond plaats aan de hand van de hiervoor door het Centraal Bureau voor de Statistiek opgestelde normen. Ook bij de banken individueel vertoont het verloop van de spaargelden afwijkingen. In het verslagjaar kwam bij 645 banken een stijging voor, waaronder bij 263 banken met meer dan 10 Een vermindering ondergingen de spaargelden bij 52 banken. Het gemiddeld spaar tegoed per spaarboekje bedroeg in 1962 2.145,terwijl het in 1961 2.063,was. Creditsaldi in rekening-courant De creditsaldi in rekening-courant namen in het verslagjaar toe met 23,1 miljoen tot 419,0 miljoen. Evenals in het voorgaande jaar deden zich in het verslagjaar relatief grote mutaties in deze saldi voor. Per ultimo april werd met 382,0 miljoen de laagste en per ultimo november met 466,5 miljoen de hoogste stand bereikt. In november was de toeneming van deze saldi, waarbij naast de seizoeninvloed ook de uit kering van graan- en melktoeslag een rol speelde, 53,3 miljoen. Hierna volgde in december een daling met 47,5 miljoen. Bij groepering van de banken naar het landbouwgebied, waar in zij gevestigd zijn, blijken deze saldi als volgt te zijn verdeeld: Creditsaldi in rekening-courant per landbouwgebied (in miljoenen guldens) 31 december 1960 31 december 1961 31 december 1962 Kleigebieden 145.2 156.8 162.2 Weidestreken 88.8 97.9 99.1 60.4 64.1 71.3 17.7 17.4 19.1 Tuinbouwgebieden 59.4 59-7 67.3 371.5 395.9 419.0 Zandgronden Veenkoloniën Kredietverlening en beleggingen in eigen kring De omvang van de kredietverlening en beleggingen in eigen kring is in de laatste vijf jaar meer dan verdubbeld. Per ultimo 1957 was in eigen kring uitgezet 912,7 miljoen, terwijl per 31 december 1962, inclusief de bij de debetsaldi in rekening-courant bijgeschreven rente, 1.865,3 miljoen uitstond. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de onderscheiden posten van deze rubriek in de jaren 1957 tot met 1962. Samenstelling van de groep kredietverlening en beleggingen in eigen kring per ultimo van de jaren 1957 1962 (in miljoenen guldens 1957 1958 1959 1960 1961 1962 Debetsaldi in rekening-courant 325,0 315,4 357,7 389,2 443,4 467,0 Voorschotten aan natuurlijke personen, niet vallende onder hypotheken 78,8 84,8 102,5 123,3 151,1 189,1 Hypothecaire leningen 394,8 428,8 525,6 649,9 799,5 995,2 Leningen aan rechtspersonen 114,1 121,3 132,3 149,7 178,6 214,0 91277 950,3 1.118,1 1.312,1 1.572,6 1.865,3 51 inclusief rente.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1962 | | pagina 26