Verstrekt bedrag van de voorschotten aan natuurlijke personen door Cen trale Bank en aangesloten banken in de jaren igj8 tot en met igóz (in miljoenen guldens) Agrariërs 300 200 100 '58 '59 '60 '61 '62 Alleen reeds het op deze wijze door onze organisatie aan de individuele boer en tuinder ter beschikking gestelde bedrag was ruim 50 hoger dan het bedrag, dat volgens raming van de Commissie Landbouwkrediet in de jaren 19581967 gemiddeld per jaar door de Utrechtse en Eindhovense landbouwkredietorganisaties tezamen voor de agrarische financiering zou kunnen worden bestemd. De in oktober 1962 verschenen brochure 'Boerenleenbank en Landbouw 19581961' kwam reeds tot de conclusie, dat de totale kredietverlening door boerenleenbanken aan land- en tuinbouwbedrijven in de jaren 1958 tot en met 1961 hoger is geweest dan door de Commissie Landbouwkrediet is voorzien. Dezelfde conclusie kan in nog versterkte mate voor het jaar 1962 worden getrokken. Hierbij kan worden opgemerkt, dat ook de gemiddelde aanwas van de spaargelden aanzienlijk hoger is geweest dan de Commissie heeft voorzien. Aan de speciale eisen, die de agrarische kredietverlening in onze tijd stelt, werd in het afge lopen jaar op tweeërlei wijze tegemoet gekomen. Allereerst door op grond van verantwoorde zekerheidsconstructies zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de verlangens van de krediet nemer met betrekking tot de grootte van het bedrag. Daarnaast is veel aandacht geschonken aan de verlenging van de maximale looptijden van voorschotten en kredieten, zulks met het doel de jaarlijkse rente- en aflossingslast voor de kredietnemer te verlichten. Deze twee methoden, die gevolgd zijn om de voorziening in de agrarische kredietbehoeften te bevorderen, zijn terug te vinden in een aantal bijzondere kredietregelingen, die 'deelfinanciertn- gen' betreffen, en in de maatregelen, die getroffen zijn om de kredietverlening aan te passen aan de financieringsbehoeften van het individuele bedrijf als geheel. Het wordt hoe langer hoe meer duidelijk, dat onze banken in vele gevallen niet meer kunnen volstaan met het behandelen van de kredietaanvragen op basis van de aangeboden zekerheid alleen, maar deze aanvragen dienen te beoordelen in het licht van de gehele bedrijfseconomische positie van de aanvrager. Dit ook in het belang van de aanvrager zelf. Vooral springt dit in het oog bij de kredietaanvragen van jonge, pasbeginnende boeren en tuinders. In de loop van 1962 zijn voor deze categorie speciale kredietfaciliteiten ontworpen, die in januari 1963 aan de banken bekend zijn gemaakt. Overzien wij de kredietmogelijkheden, die in de laatste jaren ten behoeve van boeren en tuin ders zijn tot stand gekomen, dan menen wij te mogen zeggen, dat in vérgaande mate met de bijzondere eisen van de agrarische kredietbehoeften rekening is gehouden. Voor vrijwel ieder agrarisch bedrijf is een passende kredietvoorziening mogelijk. Voorwaarde hiervoor is echter een redelijke rentabiliteit van de bedrijven. Verhoging van de bedrijfsinkomsten in de land bouw is niet alleen de aanhoudende zorg van de boer zelf, maar onder de huidige omstandig heden vooral een taak voor onze nationale landbouwpolitiek. Juist omdat de rentabiliteit langzamerhand meer dan de te stellen zekerheid het obstakel gaat vormen bij het opnemen van kredieten voor investeringen, is het goed, dat onze organisatie tijdig aandacht is gaan schenken aan de beoordeling der bedrijfseconomische gegevens van de te financieren bedrijven. De aangesloten banken zijn in 1962 met deze beoordeling meer en meer vertrouwd geraakt en mede dank zij de werkzaamheid van de aangestelde kredietadviseurs heeft de kredietver lening op basis van bedrijfseconomische gegevens in 1962 burgerrecht verkregen. Er is thans een vijftal kredietadviseurs in functie en deze kunnen aanvragen uit het gehele land aan een beoordeling onderwerpen. Ook de kredietnemers zelf blijken het contact met de kredietadviseurs op prijs te stellen. Voor de financiering van de pachters, die zich in Oostelijk Flevoland zullen vestigen, werd een aparte regeling getroffen, welke ten volle met de bijzondere behoeften rekening kon houden. Daarbij werd ook gebruik gemaakt van de in september 1961 geopende mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden boven het normale hypotheekbedrag een 'extra-hypotheek' op te nemen. Deze mogelijkheid vond in 1962 zeer veel toepassing. Bij het verlenen van kredieten en voorschotten in de agrarische sfeer speelden het eigen Onderling Raiffeisengarantiefonds en het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, alsmede de waarborginstituten voor de tuinbouw, weer een belangrijke rol. Zonder garantie van deze in stellingen zou bij het ontbreken van voldoende zekerheid en bij de afwezigheid van voldoende eigen vermogen de verstrekking van vele posten niet mogelijk zijn geweest. Het totaalbedrag,

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1962 | | pagina 10