Spaartegoeden bij de vier groepen spaarinsteïïingen (in miljoenen guldens overinvestering, dalende winstmarges en de invloed van de revaluatie van de gulden maken in ons land bedachtzaam handelen noodzakelijk teneinde het evenwicht in onze economie niet te verstoren. De agrarische bedrijfstak De agrarische bedrijfstak werd, anders dan in de beide voorgaande jaren, niet getroffen door ernstige tegenslagen ten gevolge van weersomstandigheden. De structurele moeilijkheden, die wij in ons vorig jaarverslag ter sprake brachten, deden zich ook in 1961 gevoelen. In het afgelopen jaar heeft de versnelde invoering van de Europese Economische Gemeenschap het landbouwvraagstuk in het centrum van de aandacht geplaatst. Integrering van de land bouw in de Euromarkt stuitte op grote moeilijkheden en dit maakte, dat eerst midden januari 1962 in de raad van ministers van de E.E.G. een zwaar bevochten overeenstemming kon worden bereikt over de tweede etappe van de tarievenafbraak tussen de E.E.G.-landen. Het is van grote betekenis, dat de landbouw van deze tweede etappe niet is uitgesloten. Voor onze, op de export gerichte, landbouw mag verwacht worden, dat de uitvoer van belangrijke agrarische produkten op den duur minder belemmering zal ondervinden. De Nederlandse landbouw zal zich evenals die van de andere Eurolanden aan de nieuwe omstandigheden moeten aanpassen. Slaagt deze aanpassing, waarbij veel zal afhangen van de in te voeren Europese marktordening en het door middel van heffingen en regeringsbijdragen te voeren landbouwbeleid, dan openen zich perspectieven voor een gezonde ontwikkeling van het agrarische bedrijfsleven. Nationale overwegingen zullen daarbij onvermijdelijk de nodige plaats moeten inruimen voor overwegingen, die op het belang van de landbouw in de E.E.G. als geheel betrokken zijn. Ook de Nederlandse land- en tuinbouw zal zich geplaatst zien tegenover een verscherpte concurrentie en meer dan ooit zal het noodzakelijk worden het agrarische bedrijf op een efficiënte produktie in te richten. Dit zal ongetwijfeld grote in vesteringen vergen, waardoor de financieringsbehoeften van de Nederlandse land- en tuinbouwers zullen toenemen. Ontwikkeling spaargelden Opvallend is in 1961 de toename van de bij de aangesloten banken ingelegde spaargelden ge weest. Terwijl in 1960 de aanwas van de spaargelden ten achter bleef bij die in 1959, gaf 1961 met 281 miljoen een forse stijging te zien, hetgeen betekent, dat het inlagenoverschot groter was dan ooit tevoren. De toename in 1961 was 30,9 groter dan die in 1960. Het is van belang, dat deze relatieve stijging het gehele jaar standhield. In iedere maand van 1961 kon een gunstiger spaarresultaat geboekt worden dan in de overeenkomstige maand van 1960. Na bijschrijving van de rente ad 83 miljoen bedroeg het totale tegoed van de spaarders per ultimo 1961 3.023 miljoen. Het feit, dat aan het einde van het verslagjaar meer dan 3 miljard aan spaargelden was ingelegd, betekent dat het tegoed van de spaarders bij de raiffeisenbanken in zes jaar tijds is verdubbeld. 3000 2000. 1000. Banken Utrecht 1957 1958 Algemene spaarbanken Banken Eindhoven Rijkspost spaarbank Bijzonderheden Ondanks de bezwaren, die hiertegen naar voren zijn gebracht, is de Rijkspostspaarbank met toe stemming van de minister van Financiën medio 1961 tot het invoeren van beleggingsboekjes overgegaan. Het overleg, dat terzake door de minister met de spaarinsteïïingen was gevoerd, had er toe geleid, dat op enkele punten aan de genoemde bezwaren was tegemoet gekomen. Niettemin bleef het verschil tussen de voorwaarden van de nieuwe beleggingsrekening bij de Rijkspostspaarbank en de bij een deel van onze aangesloten banken bestaande mogelijkheid tot het deponeren van spaargelden voor één jaar vast zo groot, dat het noodzakelijk werd onze banken te adviseren een nieuwe spaarmogelijkheid in te voeren in de vorm van spaargelden voor een half jaar vast. Voor deze nieuwe spaarvorm werd een rente, gelijk aan die van de

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1961 | | pagina 6