Per 31 december 1961 stonden in deze categorie 2836 (vorig jaar 2291) leningen uit tot een bedrag van 18.386.098,50 (vorig jaar 10.765.128,—), waarvan 7.889.931,— (vorig jaar 6.533-979,door de Afdeling C was gedekt. De dekking door de Afdeling C was als volgt: Grootte van de Bedrag Dekking garantie 6.433.307 20% 1.286.661.40 10.147.650,— 50% 5.073.825 1.378.409.50 80% 1.102.727,60 150, 90% 135,— 426.582, 100% 426.582,— 18.386.098,50 7.889.931,— 2. Kredieten, verband houdende met de uitgifte van bedrijven in de Noordoostelijke Polder. Per 3 1 december 1961 waren nog 29 (vorig jaar 42) van deze kredieten in omloop tot een totaalbedrag van 193.969 (vorig jaar ƒ362.893,—), welke voor een bedrag van 70.917,— door het Onderling Waarborgfonds, Afdeling C waren verwaarborgd. Aan het einde van het verslagjaar werden door de directie Wieringermeer de eerste gegadigden opgeroepen voor de in de polder Oostelijk Flevoland uit te geven bedrijven. Het bestuur van het Onderling Waarborgfonds besloot voor de betrokken banken de mogelijkheid open te stellen tot 25 van de vereiste bedrijfsfinanciering garantie van het fonds te verkrijgen. 3. Voorschotten aan tuinders in de zogenaamde Veenstreek, welke voor 85 zijn gedekt door het Waarborginstituut voor de Veenstreek en voor 15 door de Afdeling C van het Onderling Waarborgfonds. Het Waarborgi nsti tuu t geeft geen nieuwe garanties meer af, daar deze taak is overgenomen door de waarborginstituten in Noordholland, Zuid-Holland en Utrecht. Van 182 (vorig jaar 202) leningen in deze groep, tot een totaalbedrag van 825.721.99, was per 31 december 1961 123.858,30 verwaarborgd door de Afdeling C. 4. Voorschotten, mede gedekt door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en een provin ciaal waarborginstituut voor de tuinbouw. an de tot deze groep behorende leningen wordt 50 van het met de gefinancierde inves tering gemoeide bedrag gedekt door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Het resterende gedeelte wordt voor 80 gegarandeerd door het waarborginstituut in de betrokken provincie, terwijl het risico van oninbaarheid van het niet op een der bovenvermelde wijzen gedekte ge deelte van de leningen wordt verwaarborgd door de Afdeling C van het Onderling Waar borgfonds. Per 31 december 1961 was door de Afdeling C van 1404 (vorig jaar 1163) leningen in deze sector met een totaalbedrag van 12.372.998,84 (vorig jaar 10.015.308,17) een bedrag van 1.147.383,52 (vorig jaar 935.255,57) verwaarborgd. Aan het einde van het verslagjaar beliepen de door de Afdeling C verwaarborgde bedragen in totaal derhalve 9-232.089,82 (vorig jaar 7.745.092,46). Over de verstrekte bedragen, waarvan de betaling is verwaarloosd, betaalt een lid reglementair een premie van ten minste een half procent per jaar. Aan premies werd over 1961 15.498,20 ontvangen. Voor zover in enig jaar de premie-inkomsten, vermeerderd met de inkomsten uit het vermogen van de Afdeling C (voor zover die inkomsten niet worden gereserveerd), niet toereikend zijn ter betaling van de in dat jaar ten laste van die afdeling gekomen onkosten en schaden, wordt het ontbrekende over de leden omgeslagen; tegen een eventuele omslag plegen de bij de Cen trale Bank aangesloten banken te reserveren. In 1961 werden twee schadegevallen aangediend en afgewikkeld, waarmede een bedrag van 621,93 was gemoeid. Het voordelig saldo over 1961 van de Afdeling C ad 42.710,09 werd overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 lid 4 van het reglement aan het vermogen van deze afdeling toegevoegd, dat hiermede per 31 december 1961 een hoogte heeft bereikt van 1.683.574,28. Overeenkomstig de wensen van de centrale ringvergadering heeft het bestuur een reglements wijziging voorbereid, waardoor bij het fonds borgverzekeringen kunnen worden aangegaan ten behoeve van directeuren, kassiers en andere personeelsleden van aangesloten banken, die met het beheer van waarden zijn belast. Dit voorstel zal aan de komende algemene vergadering ter goedkeuring worden voorgelegd, evenals een voorstel de naam van het fonds te wijzigen in Onderling Raiffeisengarantiefonds en een voorstel om met betrekking tot de Afdeling C te komen tot een ander omslagstelsel voor eventuele tekorten. De balans per 31 december 1961 en de resultatenrekening over 1961 van het Onderling Waarborgfonds en van elk der drie afdelingen, waaruit het bestaat, zijn achter dit verslag opgenomen. Het bestuur: G. Minderhoud, voorzitter S. van Wijnbergen, secretaris Van Lijnden van Sandenburg B. W. Biesheuvel Utrecht, 1 maart 1962

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1961 | | pagina 35