Spaarbeweging bij de onderscheiden spaarinstellingen in 1961 (in miljoenen guldens)
Landbouwkredietbanken
Algemene
Rijkspost
Totaal
Utrecht
Eindhoven
spaarbanken
spaarbank
Inlagen in 1961
1.401,2
919,6
1.820,0
953,9
5.094,7
Terugbetalingen in 1961
1.120,1
721,0
1.532,4
785,9
4.159,2
Inlagenoverschot
281,1
198,6
287,6
168,0
935,3
Tegoed per 31 december 1961
2.940,0
1.750,2
3.129,0
2.814,4
10.633,6
Het totale inlagenoverschot bij de bovenvermelde spaarinstellingen ten bedrage van 935,3
miljoen, is 111,3 miljoen hoger dan in het voorgaande jaar. Bij vergelijking van de landbouw-
kredietbanken met de andere spaarinstellingen blijkt, dat bij de eerstgenoemde in 1961 een
inlagenoverschot voorkwam van 479,7 miljoen en bij de algemene spaarbanken en de Rijks
postspaarbank tezamen van 455,6 miljoen.
Ten opzichte van 1960 is het spaaroverschot bij de landbouwkredietbanken gestegen met
116,1 miljoen en bij de algemene spaarbanken en de Rijkspostspaarbank met 4,8 miljoen.
Het aandeel van de aangesloten banken in het totaal van de spaargelden bij de traditionele
spaarinstellingen nam toe van 27,4 per ultimo 1960 tot 27,7 per het eind van het
verslagjaar.
De spaargelden bij de handelsbanken, die in 1960 een toeneming vertoonden met 417,0 mil
joen, stegen in het verslagjaar met 311,2 miljoen. Het bedrag der spaargelden bij de handels
banken beloopt thans 1.189,0 miljoen.
Creditsaldi in rekening-courant
De creditsaldi in rekening-courant, die in het voorgaande jaar afnamen met 4,2 miljoen, ver
toonden in het verslagjaar een stijging met 25,1 miljoen. Bij groepering van de banken naar
het landbouwgebied, waarin zij gevestigd zijn, blijken deze saldi als volgt te zijn verdeeld:
Creditsaldi in rekening-courant per landbouwgebied (in miljoenen guldens
31 december 1960 31 december 1961
Kleigebieden 145,2 157,1
32 Weidestreken 88,8 98,1
Zandgronden 60,4 64,2
Veenkoloniën 17,7 17,4
Tuinbouwgebieden 59,4 59,8
371,5 396,6
De belangrijkste stijging van de creditsaldi kwam voor in de kleigebieden, waar in 1960 de om
vang van de bedrijfsgelden nadelig was beïnvloed door de slechte oogstresultaten. De stijging
van de creditsaldi in de weidegebieden werd mede veroorzaakt door de uitkering van melktoeslag-
gelden in december 1961, die eveneens invloed heeft uitgeoefend op de saldi bij de banken op
de zandgronden. In het totaal van de saldi bij de banken in de veenkoloniën en tuinbouwge
bieden kwam slechts een geringe mutatie voor.
Uitzettingen
Kredietverlening en beleggingen in eigen kring.
De ontwikkeling van de onderscheiden posten van deze rubriek was in de jaren 1957 1961
als volgt:
Samenstelling van de groep kredietverlening en beleggingen in eigen kring per ultimo van de jaren 1956
1961 (in miljoenen guldens)
Debetsaldi in rekening-courant
Voorschotten aan natuurlijke
personen niet vallende onder
hypotheken
Hypothecaire leningen
Leningen aan rechtspersonen
1956
1957
1958
307,7
325,0
315,4
74,0
78,8
84,8
370,8
394,8
428,8
98,1
114,1
121,3
850,6
912,7
950,3
1959
1960
1961
357,7
389,2
443,2
102,5
123,3
151,2
525,6
649,9
799,3
132,3
149,7
178,7
1.118,1
1.312,1
1.572,4
De kredietverlening en de beleggingen in eigen kring zijn sedert 1958 in een versneld tempo
toegenomen. In de jaren 1959, 1960 en 1961 bedroeg de stijging respectievelijk 167,8 mil
joen, 194,0 miljoen en 260,3 miljoen, waardoor in het verslagjaar een nieuw hoogtepunt
werd bereikt.
In 1960 en 1961 bedroeg de toeneming van de uitzettingen in eigen kring ongeveer Vi deel
van de stijging van de toevertrouwde middelen. Het deel van de toevertrouwde middelen, dat
voor financiering van de eigen kring werd aangewend, nam toe van 40 per ultimo 1959 tot
46 per 31 december 1961.
De debetsaldi in lopende rekening namen in 1961 toe met ƒ54,0 miljoen, inclusief ƒ14,5 miljoen
aan bijgeschreven rente. Van deze stijging was een bedrag van 8 miljoen een gevolg van de
toegenomen kredietbehoeften van coöperatieve verenigingen. Ondanks deze niet onbelangrijke