Het bedrijf van de Centrale Bank Toevertrouwde middelen 55 miljoen meer dan in 1960. Deze stijging is vooral te danken aan een grotere aanvoer van tomaten en komkommers en voorts aan de stijging van de fruitomzet. Sierteelt Hoewel de totale Nederlandse uitvoer van siergewassen in 1961 weer is gestegen, vertoonde de export van bloembollen voor het eerst na de oorlog een kleine teruggang, namelijk met 2,2 tot het bedrag van rond 250 miljoen. Deze daling van de bloembollenexport is vooral het gevolg van het feit, dat, door een slechte oogst, niet voldoende leverbare bollen aan de markt kwamen. Mede daarom werd het teeltrecht in 1961 weer uitgebreid. De export van bloemkwekerijprodukten kon worden vergroot tot 76 miljoen. Het land- en tuinbouwbeleid in 1961 Nadat het overleg over de voor 1961 in het vooruitzicht te stellen garantieprijzen voor melk en akkerbouwprodukten in een impasse was geraakt, achtte het landbouwbedrijfsleven een nadere bezinning op de in de toekomst te voeren landbouwpolitiek noodzakelijk. Hierbij is men uitgegaan van de gedachte, dat zowel het georganiseerde bedrijfsleven als de overheid zich zullen moeten beijveren om een snelle aanpassing van de structuur en de richting van de voort brenging, verwerking en afzet van onze landbouwprodukten zoveel mogelijk te bevorderen. Het Landbouwschap publiceerde in dit verband een nota, waarin een groot aantal punten ter dis cussie werd gesteld. Voor een verantwoord verloop van het aanpassings- en omschakelings proces zou aan een aantal voorwaarden moeten worden voldaan. Als zodanig werden in het discussierapport genoemd en nader uitgewerkt: een zekere beweeglijkheid van de arbeid, een goede kredietvoorziening, voldoende mobiliteit in het grondverkeer, ondernemerszin bij boeren en tuinders, vakbekwaamheid, doelmatige organisatie van verwerking en afzet, inzicht in de marktsituatie, bescherming tegen onredelijke prijsconcurrentie van buiten. Over het laatste punt, het concrete prijsbeleid, kon in 1961 volledige overeenstemming worden bereikt tussen de regering en het Landbouwschap. De prijs van de melk, waarvan de kostprijs met bijna 1 cent was verlaagd, werd vastgesteld op 28,1 cent per kg, terwijl de garantie werd beperkt tot een totaal van 5,1 miljard kg. De prijzen van de akkerbouwprodukten werden daarentegen enigszins verhoogd. Europese Economische Gemeenschap Op de weg naar het ontwerpen van een gemeenschappelijk landbouwbeleid binnen de E.E.G. werden in het afgelopen jaar slechts moeizaam vorderingen gemaakt. Voorstellen van de Euro pese Commissie om voor een aantal produkten granen, varkensvlees, eieren en gevogelte een stelsel van onderlinge heffingen in te voeren ter vervanging van allerlei vormen van nationale beschermingsmaatregelen, zoals invoerrechten, contingenteringen, minimumprijzen enz., werden van alle kanten scherp bekritiseerd. Het Nederlandse landbouwbedrijfsleven waarschuwde daarbij vooral voor een onevenwichtige politiek en bepleitte dat met name ook onze zuivelprodukten in het gemeenschappelijk beleid zouden moeten worden betrokken. Na langdurige onderhandelingen werd op 14 januari 1962 binnen de ministerraad van de E.E.G. overeenstemming bereikt ten aanzien van het tot stand brengen van een gemeenschap pelijk landbouwbeleid. Het feit van de overeenstemming formeel gedateerd 31 december 1961 bracht tevens met zich mede, dat de tweede fase van het Euroverdrag kon ingaan. Hoe wel bij de nadere concretisering van de overeenkomst ongetwijfeld nog veel moeilijkheden moeten worden overwonnen, moet het feit van de overeenstemming van groot belang worden geacht. In het voorafgaande is er reeds op gewezen, dat voor de Nederlandse land- en tuinbouw thans de weg naar verruiming van het afzetgebied is ingeslagen, hetgeen betekent dat de vak bekwaamheid en het ondernemerschap van de Nederlandse boer en tuinder in de komende jaren op een grotere markt in vrije concurrentie met die van buitenlandse collega's zullen moeten kunnen wedijveren. Aan de Centrale Bank was op 31 december 1961 toevertrouwd 1.438,1 miljoen, waarvan 1.383,2 miljoen in rekening-courant, 40,1 miljoen als termijndeposito en 14,8 miljoen op rekening van de Stichting Spaarbank. Het overeenkomstige cijfer op 31 december 1960 was 1.301,0 miljoen, waarvan 1.259,7 miljoen in rekening-courant, 26,5 miljoen als termijn deposito en 14,8 miljoen bij de spaarbank. De creditsaldi in rekening-courant en de termijndeposito's bestaan in hoofdzaak uit tegoeden van de aangesloten banken, die op 31 december 1961 1.406,0 miljoen beliepen tegen 1.273,7 miljoen op 31 december 1960. Voor het overige vertegenwoordigen deze saldi nagenoeg uit sluitend tegoeden van andere met de Centrale Bank gelieerde organisaties. Kredietbedrijf De kredietverlening in rekening-courant bij de Centrale Bank bedroeg op 31 december 1961 121,1 miljoen, hetgeen een vermeerdering met 7,6 miljoen ten opzichte van 31 december 1960 betekent. Bovendien namen de voorschotten op middellange termijn met 8,8 miljoen toe tot 62,7 mil joen en stegen de voorschotten onder hypothecair verband met 9,3 miljoen tot 35,5 miljoen. De totale krediet- en voorschotverlening van de Centrale Bank bedroeg op het einde van het verslagjaar 219,4 miljoen of 25,7 miljoen meer dan einde 1960. Van de totale krediet- en voorschotverlening is 182,4 miljoen of 83 verstrekt aan de agrarische sector.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1961 | | pagina 14