Land- en tuinbouw in 1961 De kapitaalmarktrente daalde slechts weinig. Het rendement van de 41/* obligaties Neder land 1960 daalde van 4,26 bij een koers van 99'%<i begin januari, tot 4,19 bij een koers van lOO'/s Dit punt werd ongeveer bereikt ten tijde van de uitgifte in juli der 4 Staatslening 1961 a 9814 overeenkomende met een rendement van 4,19 Een koersstijging tot circa 99J/s deed het rendement van deze nieuwe lening vervolgens echter teruglopen tot 4,04 Geldmarkt Verder is de Nederlandsche Bank vrijwel het gehele jaar regelend op de geldmarkt opgetreden, zowel door het voeren van een actieve open-marktpolitiek als door het verlenen van stallings faciliteiten. Ook de wijzigingen in het zogenaamde kaspercentage, in de loop van het jaar tot stand gekomen, getuigen van een actief monetair beleid. Nadat de verplichte dekking door twee achtereenvolgende verhogingen in het eerste halfjaar van 8 op 10 werd gebracht, werd deze op 23 augustus weer tot 8 en vervolgens ingaande 23 oktober tijdelijk tot 6 verlaagd. Daarbij is het officiële disconto echter steeds op 3 V2 gehandhaafd. Revaluatie en internationale valuta-onrust drukten hun stempel op de ontwikkeling van de geldmarkt. De hierbovengenoemde terugtrekkingen uit het buitenland hielden de geldruimte in stand, terwijl de sterke positie van de schatkist eveneens in belangrijke mate daartoe bijdroeg. Alleen zijn de belastingbetalingen er oorzaak van geweest, dat tegen einde september een be langrijke verkrapping op de geldmarkt aan de dag trad, die tot november voortduurde. De notering voor daggeld fluctueerde gedurende het grootste gedeelte van het jaar tussen en 1 liep in samenhang met de climax in de belastingbetalingen geleidelijk op tot een top van 21/2 per einde oktober, waarna weer een ontspanning volgde. De jaarultimo deed het tarief even oplopen tot zelfs 3 maar onmiddellijk na de jaarultimo gold weer een rente van lj/4%. Vooruitzichten Wat de economische vooruitzichten voor 1962 aangaat, wijst de lagere raming van het betalings balansoverschot op de lopende rekening van 450 miljoen, op een verwachte verdere toe neming van de spanningen. De nieuwe verhogingen van de c.a.o.-lonen, zomede de huurcom- pensaties, zullen de produktiekosten verder doen stijgen, terwijl de geringe mogelijkheid tot uitbreiding van de produktie daartegen onvoldoende tegenwicht zal bieden. Overigens zal het grotere aanbod van jonge arbeiders, dat in het najaar 1962 verwacht wordt als gevolg van de doorwerking van het grote geboorteoverschot van na de oorlog, de spanning op de arbeidsmarkt waarschijnlijk enigszins doen verminderen. De verscherping van de concurrentie in het kader van de E.E.G. zal zich in toenemende mate doen gevoelen. Ook in 1961 werden de aan de produktie verbonden kosten in belangrijke mate beïnvloed door de ingrijpende wijzigingen, die zich de laatste tijd in snel tempo in technisch en economisch opzicht voltrekken. De arbeid werd duurder en de afvloeiing van arbeidskrachten uit de land bouw in ons sterk industrialiserend land zette zich voort. Uit in 1961 bekend geworden cijfers bleek, dat per dag ongeveer 30 arbeidskrachten de landbouw vaarwel zeggen. Het aantal land arbeiders daalde in de laatste 12 jaar van 221.000 tot 129-000 en het aantal meewerkende zoons nam met 40.000 af tot 70.000. In 1961 vonden in totaal nog ongeveer 300.000 gezinnen waartoe overigens rond 1,4 miljoen personen behoren een bestaan in de land- en tuinbouw. De daling van de agrarische beroepsbevolking heeft niet geleid tot een lagere produktie. Integen deel, door rationalisatie is de produktiviteit en daarmede de produktie gestegen. Het schaarser en duurder worden van de arbeidskrachten heeft het kostenpatroon geen wijziging doen onder gaan. Voor de noodzakelijke aanpassing aan gewijzigde omstandigheden, de omschakeling van de produktierichting en de verandering van produktiemethoden moesten belangrijke investerin gen worden verricht. Het boerenbedrijf werd nog verder gemechaniseerd en gemotoriseerd. In 1961 nam het aantal combines, bietenrooiers en melkmachines toe, het aantal trekkers kwam op bijna 100.000. Afzet Ten gevolge van de grotere welvaart en de toeneming van het aantal consumenten onderging het verbruik een merkbare stijging. Toch bleef deze achter bij de vermeerdering van de pro duktie. Ook in de ons omringende landen kan men deze tendens waarnemen. Speciaal de afzet van veehouderijprodukten is daardoor in het afgelopen jaar met toenemende moeilijkheden ge paard gegaan. Enkele van onze vroegere afnemers België en Frankrijk werden door de toegenomen eigen produktie van een aantal artikelen zelfs gedwongen te exporteren. Door deze gedeeltelijk structurele veranderingen kon voor het eerst na de oorlog de stijging van onze agrarische export zich niet voortzetten. Er trad een daling in van ongeveer 3 de export naar de E.E.G.-landen verminderde met 1 en die naar de andere landen met 6 Ook de revaluatie van de gulden heeft de uitvoer enigszins belemmerd. Van de totale Nederlandse export kon nog meer dan een kwart op rekening worden geschreven van de land- en tuinbouw. Toch heeft de achteruitgang reeds geleid tot bezinning op onze exportpositie. Daarbij werd veel gesproken over concentratie van het afzetapparaat, hetgeen in bepaalde gevallen ook reeds tot een nuttige samenwerking heeft geleid. Binnenlandse markt Voor ons land is de agrarische export weliswaar zeer belangrijk en veelal bepalend voor de prijsvorming, doch daarnaast moet grote betekenis worden toegekend aan de binnenlandse markt.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1961 | | pagina 12