Nu drie volle jaren zijn verlopen sedert eind 1957, het tijdstip waarop de Commissie Land bouwkrediet haar berekeningen gemaakt heeft, hebben wij de prognose van het rapport ge confronteerd met de werkelijke groei van toevertrouwde middelen en uitzettingen in de agrarische sector, zoals deze zich in de laatste drie jaren bij de Eindhovense en Utrechtse banken heeft voorgedaan. De aanwas der spaargelden blijkt zich veel gunstiger te hebben ontwikkeld dan het rapport van de Commissie Landbouwkrediet durfde te veronderstellen. In de afgelopen drie jaren zijn de spaargelden van alle boerenleenbanken tezamen toegenomen met 1.523 miljoen, hetgeen het dubbele is van het voor deze jaren geraamde bedrag van 750 miljoen. De stijging van de voorschotverlening door de boerenleenbanken aan boeren en tuinders blijft echter achter bij de gemiddelde stijging van 100 miljoen per jaar, die door de Commissie Landbouwkrediet begroot was. In de jaren 1958, 1959 en 1960 heeft de toeneming van de agrarische voorschotverlening bij de beide landbouwkredietorganisaties in totaal 240 mil joen bedragen, waardoor de stijging dus gemiddeld 80 miljoen per jaar beliep. De ramingen strekten zich over een periode van 10 jaren (19571967) uit en de door de Commissie genoemde stijging van 100 miljoen per jaar moet dan ook gezien worden als een jaargemiddelde over deze periode. Wij hebben in het afgelopen jaar bijzondere aandacht geschonken aan de kredietmogelijk heden bij onze banken. Zonder vooruit te lopen op de voorstellen, die in het bovengenoemde preadvies op dit punt gedaan worden, kunnen wij stellen, dat de bestaande mogelijkheden in tensief zijn toegepast en dat op enkele terreinen nieuwe kredietmogelijkheden zijn gecreëerd. Hoewel ook in de agrarische sector een groot aantal posten tegen traditionele zekerheid kon worden verstrekt, blijkt het voor vele boeren en tuinders zeer moeilijk te zijn hypotheek of andere zakelijke zekerheid dan wel borgtocht te verschaffen. Wij verheugen ons er daarom over, dat het met behulp van speciale zekerheidsconstructies veelal mogelijk is gebleken in dergelijke gevallen toch de benodigde gelden te verstrekken. Bijzondere maatregelen zijn genomen om de door de droogte van 1959 getroffen landbou wers te helpen. In de loop van het jaar is een aparte regeling getroffen, waardoor het mogelijk is voor de financiering van kassen op gepachte grond voorschotten en kredieten op te nemen onder gedeeltelijke garantie van het Onderling Waarborgfonds Afdeling C. De financiering van kassen op gepachte grond is een typisch geval, waarin de zekerheid het knelpunt vormt voor het opnemen van gelden. Daar een kas als een onroerend goed moet worden beschouwd, kan de zekerheid, welke de bank aan dat object ontleent, slechts worden gevonden in over dracht van de bevoegdheid van de pachter tot het afbreken van de kas. Deze zekerheid zou echter aan waarde winnen, indien de bevoegdheid van de pachter tot het afbreken van de door hem op het gepachte gebouwde opstallen en de overdraagbaarheid van die bevoegdheid uitdrukkelijk in de Pachtwet zouden worden vastgelegd. Van de reeds vroeger bestaande mogelijkheden tot financiering tegen afwijkende zekerheden noemen wij de financieringen onder garantie van het Borgstellingsfonds voor de Landbouw, van de provinciale waarborginstituten en van Afdeling C van het Onderling Waarborgfonds. Door de garantie van het eigen Onderling Waarborgfonds kan voor verschillende afzonder lijke categorieën van kredietverlening een voldoende zekerheid worden geconstrueerd. Ook in het afgelopen jaar konden onder garantie van het Borgstellingsfonds voor de Land bouw weer vele posten door onze organisatie worden verstrekt, namelijk tot een totaal bedrag van ruim 10 miljoen. In verband met het feit, dat de omvang van de garanties van het Borgstellingsfonds het eigen vermogen van dit fonds aanzienlijk overtreft, wordt in het rapport van de Commissie Land bouwkrediet de wenselijkheid uitgesproken, dat de beide Centrale Banken bij de uitvoering van het beleid van het Borgstellingsfonds worden ingeschakeld. Mede naar aanleiding hiervan heeft het bestuur van het Borgstellingsfonds de Centrale Bank uitgenodigd een vertegenwoor diger aan te wijzen, die de vergaderingen van het bestuur van het Borgstellingsfonds als adviseur bijwoont. De samenwerking met de provinciale waarborginstituten voor de tuinbouw leverde ook in het afgelopen jaar goede resultaten op. Onder gezamenlijke garantie van het Borgstellings fonds, de waarborginstituten en het Onderling Waarborgfonds C kon in 1960 een bedrag van 3,2 miljoen aan de tuinbouw worden verstrekt. Met behulp van deze gezamenlijke garantie was per 31 december 1960 een bedrag van ruim 10 miljoen aan de tuinbouw verleend. Het aandeel van het Borgstellingsfonds in deze garantie bedroeg ruim 5 miljoen, dat van de waarborginstituten bijna 4 miljoen en dat van het Onderling Waarborgfonds Afdeling C bijna 1 miljoen. Het bedrag, dat in het kader van de mestvarke nkredietregeling verstrekt is, nam in 1960 zeer toe. Per ultimo 1960 beliep het met behulp van deze regeling gedekte bedrag 3,4 miljoen. Deze mestvarkenkredieten worden gegarandeerd door het Onderling Waarborgfonds, Afde ling C en voor een deel door voederleverancier en veeafzetvereniging. Het in totaal door het Onderling Waarborgfonds Afdeling C verwaarborgde bedrag, exclusief het bedrag, dat door Afdeling C in samenwerking met de provinciale waarborginstituten is gegarandeerd, steeg van 7,7 miljoen per ultimo 1959 tot 10 miljoen per ultimo 1960. Het aantal posten, waarop deze garantie van het Onderling Waarborgfonds van toepassing was, nam in deze periode toe van 1850 tot 2300. Met de blanco kredietverlening aan agrariërs werd in 1960 voorzichtig voortgegaan. Sinds in 1957 met de blanco kredietverlening een begin werd gemaakt, hebben zich geen bijzondere moeilijkheden met deze vorm van voorschot- of kredietverstrekking voorgedaan. Per 31 december 1960 stonden 1491 blanco posten uit tot een totaal bedrag van 3,2 miljoen. Ondanks de vele wijzen, waarop in tal van gevallen een passende zekerheid gevonden kan worden, blijft de zekerheidstelling voor tal van kredietnemers het knelpunt van de finan ciering vormen. Hoewel zulks ook voor onze andere cliënten van groot belang zou zijn, doet zich toch met name voor de agrarische cliënten dringend een behoefte gevoelen aan uitbreiding van de wettelijke mogelijkheden tot het stellen van zekerheid. De invoering van een register- pandrecht, waarvoor ook de Commissie Landbouwkrediet het pleidooi gevoerd heeft, wordt door ons dan ook sterk voorgestaan.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1960 | | pagina 8