ken, die voortvloeien uit een verruiming van de kredietverlening, geheel of gedeeltelijk voor
zijn rekening neemt. Wij menen in dit verband, dat de Afdeling C van het Onderling Waar
borgfonds in de toekomst een steeds belangrijker taak zal kunnen hebben. Indien de ver
wachting wordt bewaarheid, dat de door het fonds verwaarborgde bedragen aanmerkelijk
zullen stijgen, doet zich de vraag voor of de huidige maatstaf voor de omslag over de leden
van een ten gevolge van schadeuitkering ontstaan tekort, welke maatstaf is gebaseerd op het
balanstotaal van iedere aangesloten bank, zal kunnen worden gehandhaafd. Dit vraagstuk
maakt momenteel onderwerp van studie uit.
De posten, door lokale banken verstrekt onder gedeeltelijke of in enkele gevallen volledige
verwaarborging door de Afdeling C, kunnen in vier categorieën worden onderverdeeld:
1voorschotten en kredieten, waarvoor geen afdoende zekerheid kan worden gesteld (hieronder
tevens begrepen watersnoodposten en mestvarkenkredieten). Doorgaans worden in deze groep
de verwaarborgingen beperkt tot 50 van het desbetreffende krediet of kredietgedeelte. Een
uitzondering wordt gevormd door de kredieten aan slachtsoffers van de watersnood 1953,
welke tot 90% of soms zelfs tot 100 worden gedekt en door de mestvarkenkredieten,
die meestal voor 80 worden verwaarborgd. Per 31 december 1960 stonden in deze cate
gorie 2291 (v.j. 1849) leningen en kredieten uit tot een bedrag van 10.765.128,(v.j.
7.735.764,65), waarvan 6.533.979,(v.j. 4.524.975,03) door de Afdeling C was
gedekt;
2. kredieten, verband houdende met de uitgifte van bedrijven in de Noordoostelijke Polder.
Per 31 december van het verslagjaar waren nog 42 (v.j. 67) van deze kredieten in om
loop tot een totaalbedrag van 362.893,(v.j. 641.036,50), welke voor een bedrag van
131.589,(v.j. 204.428,door de Afdeling C waren verwaarborgd;
3. voorschotten aan tuinders in de zogenaamde Veenstreek, welke voor 85 zijn gedekt door
het Waarborginstituut voor de Veenstreek en voor 15 door de Afdeling C van het Onder
ling Waarborgfonds. Het Waarborginstituut geeft geen nieuwe garanties meer af, daar deze
taak is overgenomen door de waarborginstituten in Noordholland, Zuid-Holland en Utrecht.
Van 202 (v.j. 217) leningen in deze groep, tot een totaalbedrag van 961.792,61 (v.j.
1.106.361,32), was per 31 december 1960 144.268,89 (v.j. 165.954,20) door de Af
deling C verwaarborgd;
4. voorschotten, mede gedekt door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en een provinciaal
waarborginstituut voor de tuinbouw. Van de tot deze groep behorende leningen wordt 50
van het met de gefinancierde investering gemoeide bedrag gedekt door het Borgstellings
fonds voor de Landbouw. Het resterende gedeelte wordt voor 80 gegarandeerd door het
waarborginstituut in de betrokken provincie, terwijl het risico van oninbaarheid van het niet
op een der bovenvermelde wijzen gedekte gedeelte der leningen wordt verwaarborgd door
de Afdeling C van het Onderling Waarborgfonds. Per 31 december 1960 was door de Afdeling
C van 1163 (v.j. 935) leningen in deze sector met een totaalbedrag van 10.015.308,17
(v.j. 7.574.545,11) een bedrag van 935.25 5,57 (v.j. 710.892,14) verwaarborgd.
Aan het einde van het verslagjaar beliepen de door de Afdeling C verwaarborgde be
dragen in totaal derhalve 7.745.092,46 (v.j. 5.606.249,37), verdeeld over 3698 (v.j.
3068) posten.
Reglementair betaalt een lid een premie van ten minste een half procent per jaar over de
bedragen, waarvan de betaling is gewaarborgd. Aan premies werd over 1960 9.761,94 (v.j.
8.480,38) ontvangen. Voor zover in enig jaar de premie-inkomsten, vermeerderd met de
inkomsten uit het vermogen van de Afdeling C (voor zover die inkomsten niet worden ge
reserveerd), niet toereikend zijn ter betaling van de in dat jaar ten laste van die afdeling
gekomen onkosten en schaden, wordt het ontbrekende over de leden omgeslagen; tegen een
eventuele omslag plegen de bij de Centrale Bank aangesloten banken te reserveren.
In 1960 werd één schadegeval aangediend en afgewikkeld, waarmede een bedrag van
2.897,37 was gemoeid. Aan restitutie werd terugontvangen 41,02, zodat de rekening
Schadegevallen op de resultatenrekening voorkomt met een saldo van 2.856,35.
Het voordelig saldo over 1960 van de Afdeling C ad 38.377,99 werd overeenkomstig het
bepaalde in artikel 10 lid 4 van het reglement aan het vermogen van deze afdeling toegevoegd,
dat hiermede per 31 december 1960 een hoogte heeft bereikt van 1.640.864,19-
De balans per 31 december 1960 en de resultatenrekening over 1960 van het Onderling
Waarborgfonds en van elk der drie afdelingen, waaruit het bestaat, zijn achter dit verslag
opgenomen.
Het bestuur:
G. Minderhoud, voorzitter
S. van Wijnbergen, secretaris
J. L. Hoogland
Van Lijnden van Sandenburg
B. W. Biesheuvel
Utrecht, 23 februari 1961