Aan de algemene vergadering
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van ons reglement leggen wij hierbij aan U voor het
jaarverslag met de verlies- en winstrekening over 1960 en de balans per 31 december van
dat jaar.
De wijziging van het reglement, welke per 1 januari 1960 van kracht werd, had onder meer
tot gevolg, dat met ingang van die datum de nieuwe schadecommissie in functie trad. Deze
commissie heeft tot taak het bestuur te adviseren inzake de door het fonds toe te kennen
tegemoetkomingen in de schade, welke een lid heeft geleden. Behalve de heer A. H. Ages te
Leens, die zich wegens het bereiken van de 70-jarige leeftijd niet voor een benoeming beschik
baar stelde, zijn degenen, die als lid of plaatsvervangend lid een functie hadden in een der
beide voorheen bestaande commissies van het fonds, benoemd tot lid of plaatsvervangend lid
van de nieuwe schadecommissie. Deze is als volgt samengesteld:
dr. R. Kuperus te Leeuwarden, voorzitter
ir. W. Kooij te Arnhem, lid
J. A. W. Verkleij te Rijpwetering, lid
J. C. Geertsma te Hengelo Gld., lid
J. W. A. Lefeber te Lisse, plaatsvervangend lid
J. Lugtmeijer te Twello, plaatsvervangend lid
W. Rengs Wzn. te Vlagtwedde, plaatsvervangend lid
C. Klay te Hoorn, plaatsvervangend lid
Het Onderling Waarborgfonds is de heer A. H. Ages grote dank verschuldigd voor de wijze,
waarop hij van de oprichting van het fonds af gedurende bijna 37 jaren leiding heeft ge
geven bij het tot stand komen van de beslissingen, welke de commissie van de Afdeling A
heeft genomen. Voor zijn bijzondere verdiensten voor het fonds en voor de gehele Raiffeisen-
organisatie werd aan de heer Ages ter gelegenheid van de algemene vergadering in 1959 de
gouden medaille van onze organisatie uitgereikt.
Afdeling A, betrekking hebbende op de dekking tegen schade aan geldswaarden van de bij
de Centrale Bank aangesloten banken ten gevolge van brand, diefstal, beroving,
oplichting en frauduleuze handelingen van personeel of van degenen, die het
kasbeheer waarnemen.
Zoals wij reeds in het vorige jaarverslag vermeldden, moeten de leden op grond van het
nieuwe reglement de door het bestuur aangewezen bijzondere risico's, welke zich bij vervoer
en bewaring van gelden voordoen, buiten het fonds verzekerd houden. Hierdoor wordt de
gelijkheid der risico's voor het fonds zo veel mogelijk bevorderd, zodat met een eenvoudig
omslagstelsel kan worden volstaan.
Aangezien de in artikel 13 lid 1 sub a van het reglement genoemde risico's (brand, diefstal,
beroving en oplichting) door het fonds tot maximaal 100.000,worden gedekt, zijn de
leden tevens verplicht om een excedent buiten het fonds te verzekeren.
Het aantal leden, dat bijzondere risico's en excedenten buiten het fonds heeft moeten ver
zekeren, bedraagt 152. Hieruit, alsmede uit het feit, dat de te verzekeren bedragen van de
bijzondere risico's in de meeste gevallen zeer beperkt bleken te zijn, kan worden geconclu
deerd, dat het bestuur zich, overeenkomstig de door de leden uitgesproken wens, bij de aan
wijzing van bijzondere risico's zo veel mogelijk heeft beperkt.
De rekening Schadegevallen vertoont het volgende beeld:
Per 1 januari 1960 was gereserveerd voor lopende schadegevallen
Op in het verleden betaalde schaden werd terugontvangen
In 1960 werd één schadegeval geheel afgewikkeld, waarmede een bedrag ge
moeid was van
zodat de rekening Schadegevallen per 31 december 1960 een overschot aan
geeft van
Het voordelig saldo over 1960 beliep 8.386,98, welk bedrag ingevolge artikel 10 lid 4 van
het reglement bij het vermogen van de Afdeling A is geboekt. Het vermogen bedroeg zo
doende per 31 december 1960 292.437,85.
Afdeling B, betrekking hebbende op de verzek ering tegen schade, die de aangesloten banken
mochten lijden door verliezen, veroorzaakt door bijzondere omstandigheden,
voor zover zij hierdoor worden bedreigd in haar levensbestaan, en tegen de
schade, die de Centrale Bank mocht lijden door verliezen op haar vorderingen
op banken, die in een dergelijke positie zijn geraakt.
In 1960 werd op de Afdeling B geen beroep gedaan.
Het voordelig saldo over 1960 ad 33.286,29 werd ingevolge het bepaalde in artikel 10 lid
4 van het reglement aan het vermogen van deze afdeling toegevoegd, welk vermogen hier
door per 31 december 1960 1.607.560,77 bedraagt.
Afdeling C, betrekking hebbend op de onderlinge verzekering van schade, die de bij de
Centrale Bank aangesloten banken mochten lijden wegens oninbaarheid van
door die banken verstrekte voorschotten of kredieten, waarvoor geen voldoende
zekerheid kon worden gesteld, doch waarvan de verstrekking uit een oogpunt
van algemeen of sociaal belang noodzakelijk werd geacht.
In het afgelopen jaar heeft het bedrag, tot hetwelk voorschotten en kredieten door het fonds
zijn verwaarborgd, in vergelijking met het voorafgaande boekjaar, wederom een stijging
ondergaan.
In het rapport van de Commissie Landbouwkrediet wordt de mening uitgesproken, dat het
naar alle waarschijnlijkheid voor een lokale bank onmogelijk zal zijn, de risico s, die aan een
eventuele verruiming van de kredietverlening zijn verbonden, zelfstandig door spreiding te
dekken. Als een der mogelijkheden om een betere risicoregeling te verwezenlijken, noemt
het rapport de inschakeling van een garantiefonds, dat de verliezen van de aangesloten ban-
3.327,59
3.987,09
7.314,68
3.345,04
3.969,64