met 100 De produktie van fabriekskaas liep met 1000 ton en die van boerenkaas met 2000 ton terug. De boterproduktie bereikte in 1960 een omvang van bijna 100.000 ton. Aangezien een belangrijk kwantum van de zuivelproduktie op de buitenlandse markt tegen verliesgevende prijzen moet worden afgezet en de prijsvorming op de internationale zuivel- markt ook doorwerkt op het binnenlandse prijsniveau der zuivelprodukten, lag de opbrengst van de melk ook dit jaar belangrijk beneden de garantieprijs. Voor de gegarandeerde hoe veelheid van 5,1 miljard kg werd een opbrengst verkregen van 22,85 per 100 kg. Dit be tekent een garantietoeslag uit het Landbouw-Egalisatiefonds van 6,05 per 100 kg of in totaal ongeveer 300 miljoen. De totale uitvoer in de vee- en vleessector vertoonde in 1960 een stijgende lijn. De uitvoer waarde bedroeg in 1960 750 miljoen tegen 590 miljoen in 1959. Voor het eerst is een uitvoeroverschot aan rundvlees ontstaan, terwijl de uitvoer van fokvee met 5000 stuks toe nam. De baconexport werd meer dan verdubbeld. De varkensprijzen zijn in de eerste helft van 1960 laag geweest en de afzet was moeilijk. In de zomer ontstond echter een beter markt evenwicht, terwijl het najaar een opleving bracht. In het afgelopen jaar is gebleken, hoe zeer ook de exportmogelijkheden van vee en vlees worden beïnvloed door maatregelen, die de importerende landen menen te moeten nemen ter bescherming van het eigen prijspeil en de eigen produktie. De Nederlandse pluimveehouderij leverde in 1960 rond 16 van de agrarische produktie- waarde en 20 van de waarde van de agrarische export. Daaruit is weer duidelijk geble ken, dat onze pluimveehouderij nationaal-economisch gezien een waardevolle tak van de land bouw is. De piepkuikenmesterij maakt, dank zij de gunstige afzetmogelijkheden, een haast stormachtige ontwikkeling door. Het landbouwbeleid De prijsontwikkeling in het internationaal handelsverkeer in landbouwprodukten, waardoor de vooral op de export ingestelde Nederlandse landbouw in zo sterke mate wordt beïnvloed, vertoont reeds gedurende een aantal jaren een minder gunstig beeld. In de akkerbouw zijn het met name de grote graanoverschotten, die een sterke druk uitoefenen op het internatio nale prijsniveau voor granen en veredelingsprodukten. Bij de zuivel heeft de snelle stijging van de melkproduktie in West-Europa geleid tot een verminderde importbehoefte van een aantal traditionele importlanden en tot een sterke vergroting van het exportoverschot der exportlanden. Ook in het afgelopen jaar zijn de doeleinden van het prijsbeleid dezelfde gebleven. Het garantieprijsbeleid was gericht op de realisering van een redelijke bestaansmogelijkheid voor het goed geleide sociaal-economisch verantwoorde bedrijf. Voor de garantieprijzen werd in principe aansluiting bij de door het Landbouw-Economisch Instituut berekende kostprijzen op de goed geleide bedrijven gewenst geacht, zulks met inachtneming van een zekere produktivi- teitsruimte voor de landbouw. De realisering van de garantiepolitiek blijkt echter een zeer moeilijke zaak te zijn. Vooral op het gebied van de zuivel doen zich grote problemen voor. Deze problemen vinden hun oorzaak- in de afzetmoeilijkheden, die de grote melkproduktie ondervindt. Evenals zeer vele andere lan den staat ook Nederland voor de uiterst moeilijke opgave een landbouwbeleid te voeren, dat enerzijds een noodzakelijke bescherming van de landbouw biedt tegen de ongezonde markt verhoudingen in het internationaal verkeer en anderzijds een betere verhouding tussen pro duktie en afzetmogelijkheden bevordert. Een uitweg uit dit dilemma is nog niet gevonden. In 1960 is de belangrijke beslissing gevallen om het vetgehalte van de consumptiemelk met een half procent te verhogen. Daar hierdoor het boteroverschot met ongeveer 10.000 ton ver minderde, betekende dit een wezenlijke verbetering van de marktsituatie. De vaststelling van de melkprijsgarantie heeft weer veel voeten in de aarde gehad. Nadat sedert 10 jaren de garantieprijs zich in stijgende lijn had bewogen, namelijk van 21 tot 29 cent per liter, heeft het Landbouwschap in 1960 voorgesteld de garantieprijs enigszins te verlagen, namelijk tot 28,65 cent per liter bij 3,7 vet. Een dergelijke verlaging was mogelijk geworden doordat in de landbouw een belangrijke produktiviteitsstijging heeft plaatsgehad. Dank zij deze produktiviteitsstijging konden ook de loonsverhogingen (inclusief huurcom- pensatie 11 uit de prijs worden gerealiseerd. Het voorstel van het Landbouwschap is niet door de regering overgenomen. Deze heeft de garantieprijs vastgesteld op 28,30 cent per liter, dus op een lager bedrag dan de door het Landbouwschap verdedigde prijs van 28,65 cent. Daarbij werd de garantie beperkt tot een kwantum van 5,1 miljard liter. Het Landbouwschap had het kwantum op 5,3 miljard liter willen stellen, omdat naar zijn mening de produktiviteitsstijging ook in de hoeveelheid te garanderen melk tot uitdrukking zou moeten komen. De garantieprijzen voor tarwe en suiker zijn in 1960 verlaagd, zulks overeenkomstig het voor stel van het Landbouwschap. Mede daardoor en door het verhogen van de toeslag voor de op lichte gronden geteelde voedergranen, werd de verhouding tarwe-voedergranen enigszins ge wijzigd. Dit laatste was gewenst om een scheef groeien in het produktiepatroon te voorkomen. De verdere verwezenlijking van de Europese Economische Gemeenschap betekent, dat onze nationale problemen, ook onze nationale prijspolitiek, steeds meer moeten worden bezien in het licht van een gemeenschappelijk beleid. De samenwerking in het grotere verband van de E.E.G. biedt voor de landbouw nog veel onzekerheid. Voor onze in zo sterke mate op de export aangewezen land- en tuinbouw is vrijmaking van het handelsverkeer een levensbelang. De voorstellen van de Europese Commissie om een klimaat te scheppen, waarbinnen zich in de E.E.G. een volkomen vrij verkeer van landbouwprodukten kan voltrekken, zijn dan ook met veel belangstelling door de landbouw ontvangen. De vrees is echter aanwezig, dat door vaststelling van een hoge richtprijs voor granen de Europese zelfvoorziening zo hoog zou worden opgevoerd, dat de invoer uit landen met traditionele

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1960 | | pagina 12