papier van 3'/s tot 2'/s voor 3-jarig van 3Vs tot 37» en voor 5-jarig van
37* tot 37r
Met ingang van 17 oktober werd de afgifte van schatkistbiljetten, in verband met belangrijke
staatsinkomsten door belastingbetaling en lening, gestaakt.
De kapitaalmarkttente ontwikkelde zich in 1960 in dalende lijn. Als indicatie kunnen wij ons
beperken tot de 30- en 25-jarige geldleningen van Rijk en Bank voor Nederlandsche Ge
meenten, welke tot een totaal bedrag van 1.550 miljoen werden geëmitteerd, aanvankelijk
tegen 47- rente, koers 98 ten slotte tegen 414 rente, koers 98'!4
Vooruitzichten
Aan het einde des jaars heeft de Nederlandse economie een punt bereikt, dat de grenzen
van het produktievermogen sterk benadert. Door de uitputting van het arbeidsreservoir zal
verdere expansie in de naaste toekomst slechts mogelijk zijn door grotere rationalisatie van
het produktieproces door invoering van nog meer en nog produktievere machines en gereed
schappen (diepte-investeringen).
Ook de voortgezette stijging van de produktiekosten, teweeggebracht door de verkorting van
de werktijden, maakt deze opvoering van de produktiviteit tot een gebiedende eis.
Dit algemene vooruitzicht geldt mede voor de produktie in de agrarische sector. Wij mogen
intussen aannemen, dat de besparingen in deze sector ook in 1961 voldoende zullen zijn om
de noodzakelijke investeringen te financieren.
De Nederlandse land- en tuinbouw in 1960
Het jaar 1960 is door de zeer overvloedige regen een uitzonderlijk nat jaar geworden, waar
door de risico's, verbonden aan het agrarisch bedrijf, weer eens zijn onderstreept. Met een
gemiddelde regenval van 912 mm werd in 1960 een neerslag gemeten groter dan ooit sedert
het begin van de regelmatige waarnemingen (1848) werd opgevangen. Vooral in de herfst
van het afgelopen jaar hadden de oogstwerkzaamheden zeer van de regenval te lijden.
In de akkerbouw gingen de aanvankelijk bestaande goede oogstvooruitzichten op vele
bedrijven door de ongunstige weersomstandigheden teniet. Weliswaar werden van enkele
gewassen grote hoeveelheden geoogst, doch de kwaliteit van de produkten was dikwijls slecht.
Zo bereikte de tarweoogst een recordomvang van 600.000 ton, doch een belangrijk kwantum
inlandse tarwe moest in de voedersector worden aangewend. De grote aanvoer van te natte
voedergranen leidde tot een druk op de markt. Eveneens liet de kwaliteit van andere akker-
bouwprodukten zoals erwten en vlas door het natte weer te wensen over. De boer moest
daardoor veelal met een betrekkelijk lage prijs genoegen nemen.
Suikerbieten en aardappelen leverden beide een oogst, die belangrijk groter was dan normaal.
Voor de verbouwers betekende dit echter geen extra voordeel. Hoewel het suikergehalte door
gebrek aan zonneschijn betrekkelijk laag bleef, had de grote oogst van suikerbieten een totale
suikerproduktie ten gevolge, die aanzienlijk de binnenlandse suikerbehoefte overschrijdt. Voor
dit meerdere ontvangt de teler de lage prijs van de internationale overschottenmarkt, hetgeen
een aanzienlijke korting op de bietenprijs betekent.
Door het buitengewoon slechte weer kon een gedeelte van de aardappeloogst in het geheel
niet worden geborgen, terwijl bovendien het uitvalpercentage zeer hoog was. Het uiteindelijke
aanbod van voor consumptie geschikte aardappelen van kleigrond zal dan ook niet hoger zijn
dan in vorige jaren. Daar in de ons omringende landen een grote oogst verkregen is en de
binnenlandse consumptie van aardappelen nog verder daalt, wordt het prijspeil ongunstig
beïnvloed. In verband met de grote oogst van fabrieksaardappelen moest de hoeveelheid te
vermalen aardappelen, geteeld op voor toeslag in aanmerking komende bedrijven, verhoogd
worden van 17 miljoen hl tot ruim 20 miljoen hl. De resultaten van de pootaardappel-
teelt werden ongunstig beïnvloed doordat ten gevolge van ziekten van het gewas een belang
rijk deel van het areaal niet kon worden goedgekeurd.
In de tuinbouw kan men terugzien op een ruime oogst van groenten en fruit.
De positie van de tuinbouw is in grote mate afhankelijk van de afzetmogelijkheden, welke de
export van groente en fruit biedt. Daar ook in de overige landen van Europa de groeiomstan-
digheden voor landbouwgewassen gunstig waren, bestond er in deze landen niet zo'n grote
behoefte aan aanvullende import uit Nederland als in het droge jaar 1959.
De bedrijven, die grotendeels van de afzet van grove groenten afhankelijk zijn, hebben daar
door minder gunstige resultaten geboekt. De uitkomsten van de intensieve tuinbouw daaren
tegen waren evenals andere jaren gunstig. Het fruit van goede kwaliteit bracht goede prijzen
op. Het fruit van mindere kwaliteit echter was dit jaar moeilijk te plaatsen, doordien alom in
Europa de fruitoogst overvloedig was.
Aan groenten en fruit werd voor een bedrag van 570 miljoen geëxporteerd tegen een be
drag van 540 miljoen in 1959. De export draagt een enigszins eenzijdig karakter, doordat
West-Duitsland onder de afnemers een zeer overwegende plaats inneemt.
Voor de sierteelt lagen mede ten gevolge van de meerdere welvaart de exportkansen
in het afgelopen jaar gunstig. Voor verschillende gewassen werd daarom overgegaan tot uit
breiding van het teeltrecht. In totaal bedroeg de opbrengst van de export van de siergewassen
363 miljoen tegen een opbrengstwaarde in 1959 van 314 miljoen.
De melkveehouderij heeft in 1960 het voordeel gehad van een overvloedige grasgroei. Dit
heeft tot een zeer hoge melkproduktie geleid. De totale Nederlandse melkplas bereikte in 1960
een recordhoogte van 6.850.000 ton, 7 meer dan in 1959. Het verbruik van consumptie-
melk vertoonde een daling met 3 hetgeen mede een gevolg was van de verhoging van
de consumptiemelkprijs bij hoger vetgehalte. De grote melkproduktie werd grotendeels opge
vangen in een stijging van de produktie van condens met 15 en van magere melkpoeder