tarieven, waartegen in het binnenland uitzettingen konden worden gedaan, in de loop van 1959
tot staande tweede helft van het jaar gaf een stijging van deze tarieven te zien tot ongeveer
het niveau van eind 1958. Naast het herstel van het economische klimaat in Nederland, heeft
hier vooral de relatief sterke stijging van de geldmarktrente in New York en Londen invloed
uitgeoefend. De open-marktpolitiek van de Nederlandsche Bank heeft ook dit jaar bijgedragen
tot een soepele aanpassing van de geldmarkt aan de veranderde omstandigheden.
De kapitaalmarkt werd gekenmerkt door een geringe activiteit op het terrein der aandelen
emissies en een toeneming van het overheidsberoep op de obligatiemarkt. Aan het beroep van
de Staat der Nederlanden en de Bank voor Nederlandsche Gemeenten op deze markt kon tot
een totaal-bedrag van nagenoeg 1,5 miljard worden voldaan door aanwending van middelen
uit het hierboven genoemde spaaroverschot, door besparingen bij institutionele beleggers en
door herbeleggingen van middelen, die uit buitenlandse aankopen van Nederlandse aandelen
ontstonden.
Daarnaast verdient bijzondere vermelding de conversie van 800 miljoen 3 obligaties
Nederland 1962/1964 in 414 obligaties Nederland 1959.
De rentevoet op de obligatiemarkt daalde in het verslagjaar per saldo enigszins. In de laatste
maanden trad een geleidelijke stijging op, welke in januari 1960 werd bevestigd door de uit
gifte van een 414 Staatslening tegen 98
Het bedrag van de aandelen-emissies was in 1959 met 90 miljoen aanzienlijk lager dan
in 1958. De buitenlandse kooplust voor Nederlandse aandelen bleef onverflauwd bestaan; zij
veroorzaakte herbeleggingsvraag, zowel op de aandelen- als de obligatiemarkt.
Land- en tuinbouw
De financiële resultaten van de bedrijfsvoering zijn enerzijds afhankelijk van de prijsvorming
der produkten, anderzijds worden zij beïnvloed door de fysieke opbrengsten en de aan de
produktie verbonden kosten. Dat het uiteindelijke resultaat in belangrijke mate beïnvloed
wordt door klimatologische omstandigheden heeft het jaar 1959 duidelijk gedemonstreerd.
In mei begon een droogteperiode, die met enkele korte onderbrekingen tot diep in de herfst
duurde. De zomer en de herfst behoorden tot de droogste van de laatste 2^2 eeuw. De ge
volgen van deze langdurige droogte, die gepaard ging met felle zonneschijn, waren vooral voor
de zandgronden in het zuiden en oosten van het land zeer nadelig. Niet alleen bleef de op
brengst van granen, aardappelen en bieten op tal van bedrijven ver beneden normaal, doch
ook vele graslandpercelen hadden zwaar te lijden. Vele veehouders op de gemengde bedrijven
werden door de slechte veevoederpositie gedwongen vee op te ruimen of veel en duur voer
bij te kopen.
De droogte heeft voor bepaalde gebieden geleid tot verliezen, welke niet meer tot het normale
bedrijfsrisico kunnen worden gerekend. Deze verliezen konden niet worden opgevangen door
de binnen de agrarische gemeenschap spontaan getoonde hulpvaardigheid. Door de georgani
seerde landbouw werd daarom een beroep gedaan op de overheid om de helpende hand te
bieden. De overheid bleek daartoe bereid te zijn. Aan het eind van het verslagjaar was, zo
wel over de grootte van het bedrag als over de vorm waarin dit aan de droogteslachtoffers
beschikbaar zou kunnen worden gesteld, nog overleg gaande.
Gemengde bedrijven
De grote droogte heeft enerzijds en met name op de meer droogtegevoelige zandgronden
de produktie zeer ongunstig beïnvloed, waardoor onvoldoende inkomsten konden worden
verkregen om de kosten te kunnen dekken. Anderzijds is door de droogte het aanbod van agra
rische produkten verminderd terwijl, doordat ook de produktie in de ons omringende landen
de invloed van de droogte ondervond, de vraag is toegenomen. De droogte heeft daardoor een
gunstige invloed gehad op de afzet en prijsvorming van een aantal produkten, zoals aard
appelen, groenten en fruit, terwijl ook de zuivelprodukten een betere markt vonden.
Akkerbouw
In het algemeen kan worden gesteld dat 1959 voor de akkerbouw op de goede gronden tot
bevredigende resultaten heeft geleid.
De op de kleigronden geteelde tarwe heeft generlei nadeel ondervonden van de aanhoudende
droogte. Integendeel, er moesten zelfs bijzondere maatregelen worden getroffen om voor de
recordoogst van bijna Vi miljoen ton een bestemming te kunnen vinden. De voergraanteelt,
die op lichte gronden slechte opbrengsten gaf, toonde in de kleigebieden bevredigende resul
taten. Van de Nederlandse gerst werd ook in 1959 een belangrijk kwantum aangewend voor
de binnenlandse brouwerijen, waardoor kon worden voorzien in de steeds grotere behoefte
tengevolge van de stijging van het bierverbruik en de toename van de bierexport. Ook de
export van brouwgerst was niet onbelangrijk. De sterke uitbreiding van het suikerbietenareaal
deed de vrees ontstaan dat op de in uitzicht gestelde bietenprijs een korting zou moeten wor
den toegepast. Als nieuw element in het garantiebeleid was nl. geïntroduceerd, dat de garantie
slechts zou gelden voor zover de binnenlandse consumptie (465.000 ton suiker) niet door de pro
duktie zou worden overschreden. De eventuele meerdere produktie zou tegen de veel lagere
wereldmarktprijs moeten worden gewaardeerd. De bietenopbrengst viel echter sterk tegen; het
gehalte was daarentegen door de droogte abnormaal hoog. De uiteindelijke suikeropbrengst
bleek de binnenlandse consumptie niet te overschrijden, zodat geen korting behoefde te wor
den toegepast.
De aardappeloogst bleef eveneens beneden normaal, met hoge uitvalpercentages. Het hoge
prijspeil bood echter compensatie voor de relatief lage opbrengst; voor velen vormde dit gewas
in 1959 een belangrijke inkomstenbron. Doordat inmiddels de aardappel uit het prijsbeleid
was gelicht door de minimumgarantieregeling af t^ schaffen bleven maatregelen ter be
teugeling van het hoge prijspeil achterwege. Hoewel de export niet onbelangrijk was, bleek
het prijspeil in bepaalde gevallen toch te hoog om exportmogelijkheden te kunnen realiseren.
De totstandkoming van de Euromarkt heeft zijn invloed ten aanzien van de aardappelexport