ledige verwaarborging door de Afdeling C kunnen in vier categorieën worden onder
verdeeld
1. voorschotten en kredieten waarvoor geen afdoende zekerheid kan worden gesteld (hier
onder tevens begrepen watersnoodposten en mestvarkenkredieten)Doorgaans worden in
deze groep de ver waarborgingen beperkt tot 50% van het betreffende krediet of krediet
gedeelte. Een uitzondering wordt gevormd door de kredieten aan slachtoffers van de
watersnood 1953, welke tot 90% of soms zelfs tot 100% worden gedekt en door de
mestvarkenkredieten, die meestal voor 80% worden verwaarborgd. Per 31 december 1959
stonden in deze categorie 1.849 leningen en kredieten uit tot een bedrag van 7.735.764,65,
waarvan 4.524.975,03 door de Afdeling C. was gedekt;
2. kredieten, verband houdende met de uitgifte van bedrijven in de Noordoostelijke Polder.
Per 31 december van het verslagjaar waren nog 67 van deze kredieten in omloop tot een
totaalbedrag van 641.036,50, welke voor een bedrag van 204.428,'door de Afde
ling C. waren verwaarborgd;
3. voorschotten aan tuinders in de zogenaamde Veenstreek, welke voor 85 zijn gedekt
door het Waarborginstituut voor de Veenstreek en voor 15 door de Afdeling C. van
het Onderling Waarborgfonds. Van 217 leningen in deze groep, tot een totaal bedrag
van 1.106.361,32, was per 31 december 1959 derhalve 165.954,20 door de Afde
ling C. verwaarborgd;
4. voorschotten, mede gedekt door het Borgstellingsfonds voor de Landbouw en een provin
ciaal waarborginstituut voor de tuinbouw. Van de tot deze groep behorende leningen
wordt 50% van het met de gefinancierde investering gemoeide bedrag gedekt door het
Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Het resterende gedeelte wordt voor 80 gegaran
deerd door het waarborginstituut in de betrokken provincie, terwijl het risico van oninbaar
heid van het niet op een der bovenvermelde wijzen gedekte gedeelte der leningen wordt
verwaarborgd door de Afdeling C. van het Onderling Waarborgfonds. Per 31 december
1959 was door de Afdeling C. van 935 leningen in deze sector met een totaalbedrag van
7.574.545,11, een bedrag van 710.892,14 verwaarborgd.
Aan het einde van het verslagjaar beliepen de door de Afdeling C. verwaarborgde bedragen
in totaal derhalve 5.606.249,37, verdeeld over 3.068 posten.
Reglementair betaalt een lid een premie van ten minste een half procent per jaar over de be
dragen, waarvan de betaling is gewaarborgd. Aan premies werd over 1959 8.480,38 ont
vangen. Voor zover in enig jaar de premie-inkomsten, vermeerderd met de inkomsten uit het
vermogen van de Afdeling C. (voor zover die inkomsten niet worden gereserveerd), niet toe
reikend zijn ter betaling van de in dat jaar ten laste van die afdeling gekomen onkosten en
schaden, wordt het ontbrekende over de leden omgeslagen; tegen een eventuele omslag ple
gen de bij de Centrale Bank aangesloten banken te reserveren.
In 1959 werd één schadegeval aangediend en afgewikkeld, waarmede een bedrag van 350,68
was gemoeid.
Het voordelig saldo over 1959 van de Afdeling C. ad 39.418,15 werd overeenkomstig het
bepaalde in artikel 10 lid 4 van het reglement aan het vermogen van deze afdeling toege
voegd, dat hiermede per 31 december 1959 een hoogte heeft bereikt van 1.602.486,20.
De balans per 31 december 1959 en de resultatenrekening over 1959 van het Onderling
Waarborgfonds en van elk der drie afdelingen, waaruit het bestaat, zijn achter dit verslag op
genomen.
Het bestuur:
G. Minderhoud, voorzitter
S. van Wijnbergen, secretaris
J. L. Hoogland
Van Lijnden van Sandenburg
B. W. Biesheuvel
Utrecht, 10 maart 1960