Rentabiliteit
Van de factoren, die de rentabiliteit van de aangesloten banken bepalen, is vooral de rentewinst
van belang. Deze werd in het verslagjaar gunstig beïnvloed door de stijging van de toever
trouwde middelen en het advies de rente voor spaargelden vast te stellen op 3 hetgeen
een verlaging betekende met ten opzichte van het voorgaande jaar. Bovendien zijn de
eigen uitzettingen toegenomen, terwijl ook de hogere rentevergoeding van de Centrale Bank
voor onbelegde spaargelden de rentewinst deed verbeteren. Door een en ander zal, ondanks
de verlaging van de debet-rentetarieven, de rentewinst belangrijk gunstiger zijn dan in het jaar
1958. Ook de provisiebaten zullen als gevolg van de gestegen bedrijfsomvang zijn toege
nomen. Anderzijds moet rekening worden gehouden met de stijging van de kosten, die even
wel door de meerdere rente- en provisiebaten zal worden overtroffen.
Verwacht mag dan ook worden dat de bedrijfsresultaten van de aangesloten banken over het
jaar 1959 zeer bevredigend zullen zijn. Een bevestiging van deze verwachting geven de reeds
van diverse banken ontvangen jaarstukken.
Aan de reserves werd in 1959 door bijschrijving van de over 1958 behaalde resultaten (in
clusief rente over de reserves) toegevoegd een bedrag van 7,5 miljoen, waardoor deze per
31 december 1959 een stand bereikten van 96,7 miljoen. Na bijschrijving van de rente
over de reserves en van de resultaten over 1959 zullen de reserves meer dan 100,0 mil
joen bedragen.
Wij beëindigen dit verslag met onze dank te betuigen aan allen, zowel bij de aangesloten
banken als bij de Centrale Bank, die in het afgelopen jaar hun beste krachten gaven aan de
goede functionering van onze landbouwkredietorganisatie.