100 miljoen, die in hoofdzaak kon worden verklaard uit de omstandigheid,dat de toeneming der aan de plaatselijke banken toevertrouwde middelen in belangrijke mate werd overtroffen door de toeneming van de uitzettingen dier banken. Gedurende het verslagjaar heeft zich een ontwikkeling in omgekeerde richting vol trokken. De tegoeden der boerenleenbanken bij de Centrale Bank namen in totaal toe met ruim 56 miljoen. Tot deze toeneming heeft, naast bijschrijving van rente ten bedrage van ongeveer 18 miljoen, m belangrijke mate bijgedragen een stijging van de aan de lokale boerenleen banken toevertrouwde middelen met ruim 70 miljoen tegenover een toeneming van de kredietverlening en beleggingen in eigen kring dier instellingen met ruim 50 miljoen en een daling van de overige uitzettingen der lokale banken met ruim 8 miljoen. Voorts moet bij het voorgaande rekening gehouden worden met de omstandigheid, dat met de volstorting van het verdubbelde aandelenkapitaal, welke valuta 31 december 1957 plaats vond, een bedrag groot ruim 11 miljoen gemoeid was. De hier geschetste ontwikkeling doet denken aan de gang van zaken in de jaren 1952 tot en met 195o, waarin de stijging der uitzettingen van de boerenleenbanken eveneens werd overtroffen door de toeneming der toevertrouwde middelen. Een belangrijk verschil is evenwel, dat de vernauwing der zogenaamde dispensatieregeling, waarvan in ons verslag over 1956 sprake was, gedurende het verslagjaar gehandhaafd diende te blijven. De Iiquiditeitsspannmg, waarin het bedrijf van de Centrale Bank per ultimo 1956 blijkens de balans verkeerde, heeft gedurende de eerste maanden van het verslagjaar aangehouden, mede als gevolg van de omstandigheid, dat de aangesloten banken haar tegoeden bij de Cen trale Bank gedurende de eerste vier maanden van 1957 per saldo met ruim 54 miljoen ver minderden. Ondanks deze ontwikkeling heeft de Centrale Bank in dat tijdvak in slechts bescheiden mate van de kredietfaciliteiten van de Nederlandsche Bank gebruik behoeven te maken. Nadien trad een volledige ontspanning in ondanks de extreme schaarste op de geld markt, welke het gevolg was van de valutacrisis, en ondanks de omstandigheid, dat de be sparingen bij de bij onze instelling aangesloten boerenleenbanken gedurende de maanden november en december werden onderbroken als gevolg van grote inschrijvingen uit de relatie kring onzer banken op de nationale woningbouwlening en op de emissie der rentespaarbrieven. De kredietverlening in rekening-courant, die vrijwel geheel betrekking heeft op de centrale en regionale verenigingen, welke zich bewegen op agrarisch terrein, inclusief de voor schotten aan deelnemingen, steeg met ca. 17 miljoen. Hiertegenover stond een daling van de beleggingen in effecten en onderhandse leningen met ca. 18 miljoen. 1 egenover de aflossing der per 31 december 1956 opgenomen middelen stond een toe neming van de toevertrouwde middelen ad ruim 47 miljoen. an de door de Nederlandse Bank aan het einde van het verslagjaar geboden moge lijkheid tot verkoop van schatkistpapier met verplichting tot wederinkoop, hebben wij geen gebruik gemaakt. DE BEDRIJFSRESULTATEN Het onkostencijfer steeg belangrijk.De bedrijfsresultaten achten wij overigens, beschouwd in het licht van de gespannen liquiditeit, waarmede het boekjaar werd aangevangen, niet on bevredigend. De waardering der gebouwen, waaronder het nieuwe bankgebouw, dat wij in april 1957 betrokken, kon worden gehandhaafd op 1, BIJZONDERE WERKZAAMHEDEN Ook in het afgelopen jaar werd door onze organisatie voor het verstrekken van inves teringskredieten in land- en tuinbouw vruchtbaar samengewerkt met het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. In de tuinbouw werd daarbij tevens gebruik gemaakt van de diensten der in de provincies Noordholland, Zuid-Holland, Utrecht, Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland gevestigde waarborginstituten voor de tuinbouw. In vele gevallen werd de door een of meer dezer instellingen verleende garantie gecompleteerd door een garantie van het Onderling Waarborgfonds, Afdeling C. Ook in andere gevallen, waarin geen normale zeker heid kon worden gesteld, verstrekte het Onderling Waarborgfonds, Afdeling C., garanties. In het kader van de garantieovereenkomst met het Borgstellingsfonds voor de Land bouw werd tevens een regeling getroffen tot verstrekking van voorschotten aan fruittelers, wier bedrijven in het voorjaar ernstige vorstschade hadden opgelopen. In het verslagjaar werd van deze regeling vrijwel geen gebruik gemaakt. Middelerwijl werd uitvoering gegeven aan de voorzieningen tot leniging van de nood, waarin tal van landbouwers in verschillende delen van het land als gevolg van de natte zomer van 1956 waren komen te verkeren. In gevallen van zeer ernstige bedrijfsschade werden kre dieten verstrekt onder garantie van de Staat der Nederlanden met een looptijd van tien jaar. In de provincie Overijssel werden bovendien in gevallen van ernstige bedrijfsschade kredieten verstrekt onder garantie van die provincie, eveneens met een looptijd van tien jaar. In spoed eisende gevallen werden in de provincies Drenthe en Overijssel, vooruitlopende op eventueel door de Staat te garanderen tienjarige kredieten, onder garantie van die provincies kredieten verstrekt tot uiterlijk 31 december 1957. De Centrale Bank heeft voorts aandacht geschonken aan de omstandigheid, dat de bouw van scholen ten dienste van het landbouw- en landbouwhuishoudonderwijs, voor de landbouw van zo eminent belang, werd geremd, daar in het algemeen geen geldgevers bereid gevonden konden worden tot het verstrekken van leningen tegen het van overheidswege vast gestelde rentegamma. Ten einde in een aantal gevallen tot een oplossing te geraken, heeft de Centrale Bank het Koninklijk Nederlands Landbouw-Comité, de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond en de Aartsdiocesane R.K. Boeren- en Tuindersbond zekere finan- cieringsvoorstellen tot beperkte bedragen gedaan. Omtrent deze voorstellen werd ook overleg gepleegd met de ministeries van Financiën, van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Het laat zich aanzien, dat deze voorstellen in het nieuwe boekjaar tot resultaten zullen leiden. Op het gebied der voorlichting is het Gezins-Begrotings-Instituut actief werkzaam ge weest. Vele lezingen en cursussen werden georganiseerd op basis van samenwerking tussen de Nederlandsche Spaarbankbond, de Rijkspostspaarbank en de beide Centrale Banken. Het Insti tuut onderhoudt een nauw contact met de verschillende vrouwenorganisaties met betrekking tot het geven van richtlijnen aangaande de besteding van het gezinsinkomen. V oor dit doel werden voorts een reeks brochures en een huishoudkasboek uitgegeven, welke drukwerken bij onze aangesloten boerenleenbanken verkrijgbaar werden gesteld. De belangstelling voor de werkzaamheden van het Instituut is groeiende. Het giroverkeer vertoonde in dit verslagjaar wederom een toeneming. In totaal werden zowel aan ingekomen als aan uitgaande giro's via de Postcheque- en Girodienst, handelsbanken zomede in het onderling giroverkeer verwerkt: in 1956: 2.695.686 posten tot een bedrag van 5.059.230.085,37. in 1957: 2.978.856 5.669.294.154,94.

Rabobank Bronnenarchief

Jaarverslagen Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank | 1957 | | pagina 8